Voor tweedehands boeken

Ook van deze schrijvers

Raban Internet Antiquariaat

Klik hier !

Maag

Na de Iglo-maaltijd ligt het boek nu boven op mijn maag
als die stenen in de wolf met de zeven geitjes.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 18-05-1976, blz. 156)

 

Ik moest er weer aan denken, dat de maag in het Russisch "het verlangertje" genoemd wordt
en hoe aardig dat is.
Dat valt me altijd in als ik honger krijg.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 129, Het verhaal van Oosterhuis)

Maagd

Och kom, het is niet moeilijk maagd te zijn, men wordt zelfs zó geboren.
(L.P. Boon, De zoon van Jan de Lichte)

Maan

Die swewende maanlig lê yl rondom ons
en glim op jou voorhoof soos perskedons
(Elisabeth Eybers, Nocturne (ged.) in Willem Wilmink, Kinderen, blz. 41)

 

Ik kijk naar de zon door een blauw glaasje.
Van de zon krijgen wij licht en warmte;
het is dus wel de moeite waard haar eens goed te bekijken.
De maan daarentegen heeft geen nut, en is een bloote versiering.
Soms zie ik haar midden op den dag als een bleek kaasje verschrikt ronddrijven.
Ik zwaai naar het mannetje dat er op woont en dat nooit terugzwaait.
De jongens Steemacher gelooven dat nog.
(Godfried Bomans, Werken 1, Memoires van Pieter Bas: Kinderjaren, blz. 19)

Maandag

Morgenrood

De week begint pas. Het is Maandag kwart voor negen,
en ik roer nu al zo neerslachtig in m'n thee...
Maar ik zal sterk zijn: kijk! daarbuiten schijnt de regen!
En aan het venster piept de vleermuis vrolijk mee!
(Lévi Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 44)

 

Vertel van de maandagziekte:
paarden pissen bloedrood op
de stenen, de mensen slepen
zich brakend naar hun plichten.
Ijs ligt bekrast in de doodstile
sloot; lakens staan als muren
boven het gras. Weerzin, ver-
veling gaan het skelet omhullen
dat ons staande houdt; wie
maandag haat is hevig in leven.

(Anna Enquist, Maandag 2, Een nieuw afscheid, blz.54)

 

een verse levensweek lag voor mij.
Altijd doen alsof je zondag bent overleden
en vanaf maandag een herkansing krijgt.
(Kees van Kooten, Levensnevel, blz. 174)

Maart

Ze zijn weer achter de rug, de zeven plagen van de winter.
Sneeuw en ijs, gebroken armen en benen,
auto's met blutsen en schrammen, gesprongen waterleidingen,
deuren die niet meer open of dichtgingen.
Het is allemaal vergeten.
(Louis Paul Boon, Dorp in Vlaanderen)

 

Als het in maart fel waait, zal er veel fruit zijn.
(Ingrid Stork, Boerenwijsheid, blz. 94)

 

Verraden door de winter
die onverwacht verdween
Verbrokkelt de marmeren vijver
en stroomt met wolken vol
(Job Degenaar, Maart en knikkers (fragm.), Dagkalender Nederlandse poëzie 1993, 17 maart)

 

Eerste maartse zondag, prettige overbevolking
in de speeltuin. Vaders overacteren
een van schutterigheid stijfstaande vertolking
van gemiddeld een meter te grote heren,

(Herman de Coninck, (fragm),
in: Hand in hand in hand, samenst. Ernst van Altena, blz. 69)

Maastricht

Ik zit op het Onze Lieve Vrouweplein in Maastricht.
Deze stad ligt niet in Nederland. Ook niet in België.
Maastricht ligt in Maastricht.
(Youp van 't Hek, Floppie, Youri & andere helden, blz. 133)

Maatschappij

'Ik hoop dat je een nuttig mens in de maatschappij zult worden', luidt de klassieke burgermanswens.
Deze is onvervulbaar omdat men,
zodra men nuttig voor de maatschappij wordt, ophoudt mens te zijn.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 138)


Macht

Nu ik erover nadenk, geloof ik dat de woorden van Nixons adviseur
Charles Colson de inhoud van de geheime agenda perfect weergaven:
'Als je ze bij hun ballen hebt, volgen hun harten en geesten vanzelf.'
(Jung Chang, Wilde zwanen, blz. 520)

 

Het probleem van de macht is het probleem van de angst.
Als iemand niet bang wil zijn voor anderen,
kan hij dat bereiken door ervoor te zorgen dat zij bang moeten zijn voor hem.
Als iedereen bang is voor hem hoeft hij voor niemand meer bang te zijn.
(Fons Jansen, Goeden avond, dames en heren, blz. 17)

 

Alle machthebbers zijn domkoppen.
Het omgekeerde is goddank nog niet het geval.
(Bergman, Nagelaten werk, blz. 27)

Mager

Tóen had ik gedacht dat hij alleen nog maar kon vermageren
door zich onder de grond te laten stoppen en door de wormen te laten opvreten.
Hij moest een andere methode hebben gevolgd.
Hij leefde nog. Meelijwekkend mager.
(Koos van Zomeren, Oom Adolf, blz. 9)

Mais

Gele kwikstaart, tortelduif en overal de karakteristieke roodbonte koeien,
dat ziet er bemoedigend uit.
Des te treuriger stemt de opmars van de mais.
Er is geen plaats meer over waar geen mais in je blikveld binnendringt.
Het komt nooit meer goed met dit land.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 211, 15-08-1987)

Mallorca

een landingsbaan een start-
baan en daartussen een zee
van wijn en goedkope cognac

(Jan de Zanger, Mallorca (fragm.), kraaiepoten, blz. 43)

Makelaars

De makelaar wilde ons niet alleen het huis laten zien
maar ons ook om de tuin leiden.
(Wim Meyles, Spelen met woorden, blz. 61)

Managers

De belangrijkste dingen die een manager moet leren zeggen,
zijn samen te vatten in zes zinnen.
Ja, ik heb een vergissing gemaakt.
Ik ben trots op je.
Wat vind jij ervan?
Kan ik je helpen?
Dank je.
Wij.
(Hans Wijers, EZ-minister, Management Team, 15-12-95, blz. 125)

 

Zijn de teen-agers van vandaag
de man-agers van morgen?
(Wim Meyles, Spelen met woorden, blz. 103)

Manieren

'Ken je het tegendeel van manier? Zondaar.
Maan hier, zon daar.
Het viel me tijdens het plassen in. Slaap goed, lieverd.
(Connie Palmen, I.M. blz. 157)

 

Goede manieren zijn in onze tijd alleen maar een vorm van onhandigheid.
Bescheidenheid heet tegenwoordig een minderwaardigheidscomplex
en eerbied voor ouderen wordt opgevat als gebrek aan praats.
Wat heb je aan goede manieren
in een omgeving waar niemand weet wat het te betekenen heeft?
(Willem Frederik Hermans, Ik heb altijd gelijk, blz. 147)


Mannen

En dit geval bewijst ook dat mijn oud-tante gelijk had!
Ze zei altijd:
'Mannen is raar goedje, maar je kunt er niet buiten,
want af en toe moet er mest gekruid worden.'
(Maarten 't Hart, De kroongetuige, blz. 78)

 

Biologisch bezien is een man een zak vol zaad op pootjes.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 62, De vader)

 

Mannen moet je soms hun zin geven, om uiteindelijk je eigen zin door te drijven.
Wij op de achterbank hoeven niet bang te zijn.
Mama regelt dit wel, mama weet hoe ze dit moet aanpakken.
Straks zal papa even stoppen, straks doet hij wat ze vraagt.
Hij doet altijd wat ze vraagt, maar soms sputtert hij eerst even tegen.
Mannen moet je soms laten sputteren, dan hebben ze het gevoel de man in huis te zijn.
(Kristien Hemmerechts, De tuin der onschuldigen, blz. 128)

 

Het beeld van de vrouw, of liever nog, het beeld van enkele essentiala van haar gestalte,
zit de man als een inoperabel geneties gegenereerd gezwel in zijn brein
en reduceert hem tot een hormonaal gestuurd dier,
meestentijds een hond.
De man die dit onkent schiet in zelfkennis tekort
en blaft in het donker.
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt alleen, blz. 197)

Markiezen

Typische Jaap Monster-humor:
Stientje vroeg hem of hij nog aan het werk was geweest
in het huis dat hij heeft gekocht en grondig gaat opknappen:
'Voornamelijk met markiezen ophangen,
een geliefkoosde bezigheid tijdens de Franse revolutie.'
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 265, 04-06-1978

Marshallhulp

Daartussen liggen de jaren van de 'opbouw', van de Marshallhulp,
waarmee Amerika niet alleen de onbeschrijflijke ravage hielp opruimen
maar ook iedere wens naar sociale verandering smoorde onder geld en goederen.
Zijn politieke uitdrukking kreeg dat in het Militair Gezag,
dat voorkomen moest dat de verzetsbeweging aan de macht kwam,
dat alle openbare vergaderingen verbood en de verkiezingen uitstelde
tot de restauratie van de vooroorlogse verhoudingen was georganiseerd.
(Harry Mulisch, Mijn getijdenboek, blz. 87)

Massa

Ik ben het niet met de wiskunde eens.
Ik geloof dat de som van nullen een gevaarlijk getal is.
(Stanislaw Jerzy Lec, Ongekamde gedachten,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 48)

 

Massa is het meervoud van niemand.
(F.J. Schmit, Honderd aforismen, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 140)

 

'Dat is ja ongehoord!' vervolgde hij.
'Daar beweert deze Schiml dat het ontwikkelingspeil van de massa niet verder gaat dan dat van een twaalfjarige!
Praw! Volwassen lieden met de ontwikkeling van een twaalfjarig kind; hoe schrikkelijk!
Daarom, zo zegt dezer Schiml, is der jeugdprobleem der probleem der massa.
Het is der enige probleem, zo zegt hij,
maar het is gans kolossaal groot!'
(M. Toonder, Hm, blz. 96 - Het huilen van Urgje)

 

Schopenhauer heeft eens gezegd:
'de massa telt er altijd één meer dan men denkt.'
(W.A.C. Whitlau en H. van Praag, Het argument van Solimon, blz. 18)

 

Reeds bij het getal 100 zijn de nullen in de meerderheid.
Maar het blijven nullen.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 85)

 

We spreken heel gemakkelijk over 'de massa',
maar zodra we met mensen, die ertoe behoren, in nader contact komen,
zonderen we deze ervan uit.
Daaruit trekke men zijn conclusie.
(Louis Hoyack, Gedachten en aphorismen, blz. 52)

 

'De massa is een afzichtelijk monster, de individuen zijn erbarmelijk', zei iemand.
(Etty Hillesum, Het denkend hart van de barak, blz. 76)

 

Een elite zonder massa is zinloos, een massa zonder elite redeloos.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 143)

 

Vox populi spreekt en heeft gesproken.
Zowel bij de rijmprent van Boutens
als bij het rechtvaardige vonnis aan de gebroeders De Witt voltrokken.
De massa heeft ook gesproken toen zij Bar Abbas koos boven Christus.
Zullen wij dan nog wat zegen?
Zal een dwaze eenling het wagen kritiek hierop uit te oefenen?
Dat zij verre! Wij zullen niets zeggen,
maar onze eerzame slaapmuts opzetten en in bed kruipen.
Amen!
(A. Marja, Literair dagboek (1936) in Kentering, september 1965, blz. 2)

 

De meeste mensen vinden het weerzinwekkend
zich helemaal in de zee van hun medemensen onder te dompelen.
In een zwijgend luisterende menigte broeit de commotie.
Arme donders die dreigen te stikken
en niet in staat zijn de spanning ook maar iets langer te dragen,
plegen bij elke gelegenheid 'Schitterend' of 'Bravo' te roepen.
(W.N.P. Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, 25-03-1915, blz. 201)

 

"Is het je bijvoorbeeld niet opgevallen," hernam Hollewijn,
"dat één sneeuwvlok wit is,
doch dat een massa sneeuwvlokken ook wit is?"
"Nogal wiedes!" zei het meisje. "Dat weet toch iedereen?"
"Misschien wel," zei de koning.
"Maar hoe komt het dan, dat één mens wel wit kan zijn,
terwijl een massa mensen altijd zwart is?"
(Marten Toonder, Koning Hollewijn zoekt een iemand, blz. 7)

 

Zoo dom kan geen dom mensch het bedenken
of een menigte is dom genoeg om het te doen.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 13)

In het spreekwoord:
'Als er één schaap over de dam is, dan volgen er meer'
is de schaapachtigheid des volks gekristalliseerd.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 18

 

Een groep is een groep en altijd grof en ongenuanceerd,
een individu kan iets oppikken wat op een vleug lijkt,
een groep kan dat niet, kan alleen stadion-emoties voelen,
van welk soort dan ook.
(A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 2, blz. 205)

 

Wie het volk heilig verklaart, wordt door het monster dat hij daarbij oproept, verslonden.
(Bergman, Nagelaten werk, blz. 49)


Hoe mensen van de 'massa' kunnen houden of de mensheid kunnen liefhebben, begrijp ik niet.
Het zal ook wel verzonnen zijn, & alleen maar grootspraak wezen,
& dat klopt ook met de woeste moordzucht die alle wereldredders kenmerkt.
(Gerard Reve, Brieven aan Josine M., 03-02-1966, blz. 150)

 

De massa is gevaarlijk, zei mijn vader vaak,
in de massa is een mens zichzelf niet.
Maar dan had hij het toch over de Duitsers?
(Koos van Zomeren, Ruim duizend dagen werk, blz. 25)

 

Het grauw is the mob; de massa, de menigte, het monster Trotteldom,
dat de intelligentie heeft van een 12-jarige,
en dat uiteindelijk alleenmaar vernietigen kan.
Maar ik bedoel niet de mens.
De mens is een individu, en daar kan je mee praten.
(Marten Toonder, Wat jij, jonge vriend, blz. 109)

Matsen

matsen Ik zal je matsen, maar dan moet je wel m'n maat-zijn: matsen.
Je maat is je kameraad waarmee je lief en leed en de kost deelt.
Maat: mee eet.
(Willem Hietbrink / Ronald Lagendijk, Kwispelen met taal, blz. 7)

Medelijden

Er sloeg een lucht van ranzige armoede vanaf en ik ervoer iets dat ik inmiddels was vergeten.
Compassie! En dat beviel best.
Wie immers medelijden ervaart, heeft zelf niets te klagen.
(Heere Heeresma. Een kerstidylle, in: Donkere dagen,
De beste kerstverhalen uit de moderne Nederlandse literatuur, blz. 54)

 

Medelijden is opgeverfde onmacht.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 21)

 

Aan de zelfzucht der menschelijke natuur zijn geen grenzen.
Elk medelijden is medelijden met zichzelf,
daar het ontstaat wanneer iemand zich door zijn voorstellingsvermogen
met zijn eigen ik verplaatst in iemand anders.
(Victor E. van Vriesland, Vereenvoudigingen, blz. 29)

Medicijnen

Tijdens hun leven slikken de meeste mensen zoveel medicijnen
dat hun stoffelijke overschotten helaas als chemisch afval gekwalificeerd moeten worden.
(Maarten 't Hart, Dienstreizen van een thuisblijver, blz. 316/317)

Meerderheid

'Goed,' legde hij uit, 'is wat de meerderheid denkt.
Slecht is wat de minderheid denkt.
Maar als de meerderheid iets slecht vindt is het slecht;
zelfs als het goed is.'
(Marten Toonder, Praw! Der hemeldonderweder, blz. 119, Het monster Trotteldom)

 

Slechts de meeste menschen, dat eene meerderheid eenige beteekenis heeft.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 15)

 

Van alle zwakke argumenten is een beroep op de mening van de meerderheid het zwakste.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 9)

Meesterschap

Meesterschap is dan bereikt, wanneer men in de uitvoering noch mistast, noch aarzelt.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 260, Meesterschap)

Meeuwen

19 juli 1971
Zaterdag zag ik op de kleiplaat vlak voor de tent
dat een bijna arendgrote mantelmeeuw een jonge scholekster greep
die hij terwijl hij ermee wegvloog half naar binnen schrokte.
Toen hikte hij hem weer op zodat het beestje uit zijn strot op de modder viel
waar het verkreukeld bleef liggen spartelen.
Toen dook de meeuw weer op hem,
pikte hem op en slokte hem voor de ogen van zijn krijsende ouders naar binnen.
Terwijl hij wegvloog, wreed en machtig,
zag je het beestje nog in zijn strottehoofd bewegen.
(Jan Wolkers, Groeten van Rottumerplaat, in Meulenhoffs dagkalender 1988, Dagboeken, 19 juli)

 

Toen zag ik, klauteraar ten top der tamarinden,
Hoe, tegen den orkaan, op nauwbewogen vleêr,
De blanke stormmeeuw streeft, die, spelend met de winden,
Haar borst, wellustig, baadt in de aethermosfeer,

(Geerten Gossaert, De metamorphose van Icarus (fragm.), Experimenten, blz. 48)

 

Op de brug, vanonder de klep
Van zijn pet kijkt hij recht in de schreeuw
Van meeuwen

(Wiel Kusters, Op de brug I (fragm.), Hoofden, blz. 37)

 

De meeuwen vechten, vleugels hol,
En hangen aan den wind. Zij vallen
In 't bouwland neer en, neergevallen,
Maken ze 't langs de voren vol.

(Jan Prins, De meeuwen (fragm.), Bijeengebrachte gedichten 1, blz. 58)

 

meeuwen wiegen
voor de kust
land en zee in
evenwicht

(Willem Hussem, uit: Schaduw van de hand)

 

Herbert heeft een verschrikkelijke hekel aan meeuwen.
Hij is bang dat ze hem op het hoofd schijten.
Het zijn wrede vogels,
maar in vlucht vind ik ze mooi.
(Kees Klok, Een zootje ongeregeld. Literaur dagboek 1975-1979, blz. 204, 11-08-1978)

Mei

In de buitenwijken ruikt het alweer naar barbecue!
(Koot & Bie, Bescheurkalender)

 

Meizoentjes roziggetipt in de wei,
Kijken met vragende hartjes mij aan.
Bloeiende zoentjes van zonnige Mei,
Kon ik hun lentegeheim maar verstaan!
(Hélène Swarth, Meizoentjes (ged.), Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie 1993, 6 mei)

 

Ik was een jaar of zeven, in mei, er viel een stille regen. Ik had mij helemaal uitgekleed,
alleen de tropenhoed van mijn dode grootvader had ik opgehouden.
Neuriënd, mijn armen wijd, mijn gezicht naar de boomkruinen die ritselend mij toefluisterden,
liep ik door de tuin, mijn buik vooruit
zodat de meiregen waarvan men groter wordt vooral mijn pikje zou aanraken.
(Jeroen Brouwers, Het verzonkene, blz. 44)

 

En dan is er de Meiregen.
De Meiregen valt alleen in Mei,
en die moet je te baat nemen want daar kun je van groeien.
Het is een zachte, verfrisschende regen, prettig om te voelen.
Je gaat midden in den tuin staan, met ie handen en gezicht omhoog, en zingt:
'Meiregen, Meiregen, maak dat ik grooter word! Maak dat ik grooter word!'
En je voelt, wezenlijk, je voelt dat je groeit terwijl je dat zingt.
Het is natuurlijk maar een paar centimeter.
maar goed, het hèlpt toch.
(Godfried Bomans, Werken 1, Memoires van Pieter Bas: Kinderjaren, blz. 20)

 

Terug van tulpvakantie of gewoon verlept?
(VN, Terzijde, 17-05-1997)

 

Regent het in mei, dan is april voorbij.
Maar regent het in mei niet, dan ligt juni nog in het verschiet.
(Rob Hirdes, Regent het in mei, dan is april voorbij, GD, 31-12-97)

 

Ik ben de Mei! ik kom met licht en stormen
In vlaag van wereldsche opstandigheid;
Mijn sterke legers in den grond verborgen
Hebben de groote omwentling voorbereid.

(Margot Vos, Ik ben de mei! (fragm.), De windharp, blz. 22)

 

In het midden van mei, als de nachtegaals zingen,
En de avondglans huwt aan den morgenschen schijn,
Als de schuchtere geur van de late seringen
Zich mengt met den geur van de vroege jasmijn,

(Geerten Gossaert, Encore (fragm.), Experimenten, blz. 59)

Meisjes

Meisjes? dat is niets voor mij.
Als zij lief doen, moet ik lachen,
als ik lief doe, lachen zij -
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 52, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)

 

De aanwezigen voor het merendeel meisjes, sommige zeer mooi,
zoals alleen meisjes, die nog half in knop staan, mooi kunnen zijn.
In een loge de oud-leerlingen van vóór 1910:
veertig stoffige dames, dik, gebrild en van onkreukbare levenswandel.
Meisjes zijn mooier dan jongens, maar hun val is ook dieper.
(Godfried Bomans, werken I, blz. 726, Dagboek 1957)

 

Toen mijn vader nog leefde zei hij tegen mij:
"Kijk nooit bij een meisje naar haar uiterlijke verschijning.
Kijk altijd diep in haar hart."
Ik geloof wel dat dat een verstandig advies was.
Maar hoe heb ik het op kunnen volgen?
Kan ik het helpen dat de uiterlijke verschijning mij altijd het eerst in het oog is gesprongen?
Ik heb geen röntgenogen.
(Ferdinand Langen, Morgen kom ik terug, blz. 30)

 

De meisjes hebben altijd iets raars.
Ze gebruiken schrijfetuis
en huilen over een onvoldoende proefwerk.
(C.C.S. Crone, De schuiftrompet, blz. 8)

Melancholie

Melancholie slaat toe.
Ik ben geen fan van die gemoedstoestand.
Het leidt zelden tot iets,
en dan vooral nog tot zelfbeklag.
Wie ben ik en wat doe ik hier in godsnaam?
Een waardeloos gevoel is dat.
(Martin Bril, De afsluitdijk en verder, blz. 255)

Melk

Melk is het door onkuis betasten van een moederdier verkregen vocht,
waar een bepaald soort mensen van houdt.
(Eric van der Steen , Alfabêtises , blz. 26)

Meningen

Als bepaalde mensen er net zo over gaan denken als jij,
wordt het tijd je meningen te herzien.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1967-1972, blz. 126)

 

Ik heb een heel simpel wereldbeeld.
Ik hang geen religie, ideologie of opvatting aan,
behalve die dat de mens vrij is om te denken wat hij wil.
En dat de mens - in mijn geval vooral de schrijver -
vrij is nu eens dit en dan weer dat te denken,
er twee verschillende meningen over één onderwerp op na te houden.
Je hebt toch niet iedere dag trek in hetzelfde?
Ik trek een mening aan zoals een vrouw een avondjapon aantrekt.
Ik trek een mening aan die bij mijn stemming past.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 79)

 

Het is geen compliment wanneer men van iemand zegt:
hij is al veertig jaar lang dezelfde mening toegedaan.
Dat wil dus zeggen dat hij niets heeft geleerd van al zijn ervaring,
niet heeft nagedacht, niet teruggeblikt op de feiten.
Het is een water prijzen omdat het stilstaat.
een boom omdat hij dood is;
het is de oester prefereren boven de adelaar.
Het is juist zo dat op het gebied van de opinie alles veranderlijk is;
niets is absoluut in politieke aangelegenheden,
behalve de inwendige moraal daarvan.
Welnu, die moraal is een kwestie van geweten, en niet van mening.
Het is dus niet onfatsoenlijk wanneer iemand van mening verandert,
als zijn geweten maar onveranderd blijft.
Beweging, ongeacht of het vooruit is of achteruit, is het wezenlijke kenmerk van wat leeft,
van mensen, van de maatschappij.
Wel schandelijk is het wanneer men van mening verandert uit eigenbelang,
en om een wapenschild of een promotie de witte vlag in de steek laat voor de driekleur, en vice versa.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 12/13, oktober 1830)

 

Ik - Aangezien monsieur Cousin een persoonlijke opmerking tot mij richt,
wil ik hem er op mijn beurt op wijzen dat zijn mening in mijn ogen slechts een mening is,
en niets méér dan dat
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 54, 23 november 1843)

 

Vroeger gaf ik, als men mij naar mijn mening vroeg,
die mening te kennen,v omdat ik ongehoord naïef was
en dacht dat iemand die naar mijn mening vroeg ook in die mening geïnteresseerd was.
In werkelijkheid verveelde men zich en moest ik voor die verveling boeten.
Thans, als iemand mij iets vraagt over politiek, recht, religie, moraal of kunst,
dan antwoord ik:
'Waarom zeg jij niet eerlijk Gerard ik wil jou iets vragen over iets waar ik me nooit in verdiept heb
en ook nooit in zal verdiepen
en dat mij niet interesseert en ook nooit zal interesseren.
En wil jij mij nu zo uitvoerig mogelijk uitleggen,
als het kan tot ademloosheid en heesheid toe,
wat jij ervan denkt,
terwijl ik uit het raam kijk
en niet luister
en geen woord tot me laat doordringen van wat jij zegt?'
U zult zeggen die Reve die overdrijft de boel wel een beetje.
Maar ik heb het ervaren en U niet.
(Gerard Reve, Zondagmorgen zonder zorgen, blz. 15, Commissaris Sanders)

 

'M'nheer, ik ben 't niet met u eens…'
'Vreselyk! Zoudt gy 't met my ééns willen zyn?'
'O, volstrekt niet!'
'Welnu, dan hebt ge niet te klagen.
Verheug u in 't bezit ener opinie die u past.'
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 201, idee 470)

 

De slang die niet kan vervellen, gaat te gronde.
Zo ook de geesten, die men verhindert van meningen te wisselen;
zij houden op geest te zijn.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 280, Vervellen)

 

Voor wie het ergens niet met mij eens is:
al mijn meningen zijn omdraaibaar,
en misschien zelfs tweemaal.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 25)

 

Vrijheid, blijheid. Iedereen moet het recht hebben te zeggen wat hij denkt.
Het wordt alleen benauwend als er naar de idioten al te veel wordt geluisterd.
(W.F. Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud, blz. 161/162, Kabeljauw in rode inkt)

 

Als men iets meent te begrijpen blijft dat toch altijd een mening.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 65)

 

Beschaving en propaganda zijn nooit te rijmen.
Het is het eerste kenmerk van een beschaafd man
dat hij er niet aan denkt zijn meningen aan een medemens op te dringen.
Ja, een mening verliest voor hem aan waarde en betekenis,
naarmate deze meer verspreid wordt.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 102)

 

Zodra iemand het gaat menen wordt hij belachelijk.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 107)

 

Te goeder trouw is hij die meent te menen dat hij het meent.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 124)

 

Iedere meening is goed. Deze is uitmuntend.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 27)

 

Waar meningen botsen ontstaan nieuwe meningen.
(Bertus Aafjes, Zeventig aforismen, nr. 8)

 

Iemand met uitgesproken meningen
komt het voordeligst tot zijn recht
als hij er in principe altijd het zwijgen toe doet.
(Steven Membrecht, De zwakke partij, blz. 75)

 

Ik zou eigenlijk in staat moeten zijn me niets aan te trekken van andermans mening;
ik moet daar nog eens flink op oefenen.
(L.H. Wiener, Falen leaves, 07-04-1972, blz. 100)

 

Iedereen bij ons thuis schreeuwt en is luid
en iedereen heeft ergens een mening over,
terwijl het eigenlijk nooit ergens over gaat.
Dat geeft allemaal niet, want we zijn niet anders gewend.
(Gerbrand Bakker, Knecht, alleen, blz. 61)

Mens-erger-je-niet

Met ons vijven mens-erger-je-niet gespeeld,
het blijft een goed spel:
simpele regels, simpele benodigdheden,
'nothing fancy'.
Dat zijn de spelen die het echt houden.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 93, 24-12-1977)

Mensen

De roeping van de mens is mens te zijn.
Daarheen moeten leiden: opvoeding, onderwijs, beroepskeuze, zedeleer,
wetgeving, godsdienst.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 136 (ged), blz. 65)

 

Mensen, ik kan er steeds minder tegen.
Er zijn gelukkig nog uitzonderingen,
maar over het algemeen is het een stelletje geteisem dat onze aardbodem bevolkt.
Dom. IJdel. Karakterloos. Onverdraagzaam. Rancuneus.
Alleen op eigen voordeel bedacht.
Met iedere Wreedheid behept en van vrijwel alle mededogen gespeend.
Je zou haast christen worden
in de hoop dat tuig later in de hel te zien branden.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 367/377, 1-12-1979)

 

Mensen kunnen dingen verzinnen waar de duivel zelf niet op zou komen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 413, 10-11-1982)

 

Wat is de mens? Hoe machtig, hoe vermetel?
Genaakt het uur, al staat een heir rondom de hof,
De koning valt van zijnen zetel
En wordt een handvol as en stof.
(Willem van Haren, Het menselijk leven (ged.), in De wereld heeft twee aangezichten, blz. 21)

 

Mensen moet je altijd hoog aanslaan.
Dan ben je zelf de enige die dan teleurgesteld kan worden.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 117, 10-01-1978)

 

Het lijk me geen aangenaam mens:
in de Haarlemmerhout zou hij geen slecht figuur slaan.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 335, 06-09-1978)

 

Sommige van mijn beste vrienden zijn mensen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 339, 25-9-1978)

 

Het is mooi en prachtig om de mens goed te vinden
(en hij is oneindig veel beter dan het dier
want hij heeft het Rode Kruis opgericht)
maar we moeten niet overdrijven.
(Hans Dorrestijn, Positief genieten met Hans Dorrestijn, blz. 94, uitholling overdwars)

 

Wie zijn medemensen kent
die slikt geen vitaminepillen
maar strychnine zou hij willen
die ernstig zijn gezondheid schendt
(Hans Dorrestijn, Positief genieten met Hans Dorrestijn, blz. 95, Dorrestijns rondeel (fragm.))

 

Niemand schat hoog genoeg wat-i kan zyn.
Niemand lag genoeg wat hy is.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 220, idee 505)

 

In een mens is iets van een boemerang.
Koen en duizelend stort hij zich in 't leven voor- en opwaarts
maar altijd komt op grote hoogte het terugzien op zijn eigen baan en oorsprong
en eenmaal is er 't punt waarop 't verlangen naar terugkeer de overhand krijgt op drang naar groter verte.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 151, Het grote gebeuren)

 

De mensch wordt gewonnen tusschen vuile lakens,
aan den kant van een gracht, op een krakende bank in het park,
tegen de achterdeur, onder een paraplu, in de W.C.
Hoe wilt ge redelijkheid verwachten van een schepsel in oogenblikken van smakeloosheid en verbijstering gemaakt?
Mij verwondert het dat de boel nog niet gekker is.
Dààr ligt de erfzonde.
(Richard Minne, Fragmenten uit: Wolfijzers en schietgeweren, in Voor de bijl, blz. 87)

 

Het grootste beest ter wereld heeft twee poten
En in zijn klauwen draagt hij een geweer.

(Driek van Wissen, Het arme beest (fragm.),
Meulenhoffs dagkalender 1999 Nederlandse poëzie, 5 januari)

 

'Niets is zo afgrijselik als de volkomen normale mens,'
zuchtte L. Th. hartgrondig toen we eindelijk de winkel verlieten,
en ik kon - en kan - niet anders dan het met hem eens zijn.
(C. Buddingh' over L. Th. Lehmann, Tussen de bedrijven, blz. 25)

 

Alle leuke mensen hebben het kinderlijke dicht bij zich gehouden.
(Renate Rubinstein, Nee heb je (budget-boek), blz. 56)

 

Bovendien ben ik van mening dat de mens de som van zijn bezittingen is,
zelfs als enkele ongelukkigen de som zijn van het ontbreken van bezit.
(Bruce Chatwin, Anatomie van de rusteloosheid, blz. 79)

 

Mensenkennis en mensenliefde treden nooit gelijktijdig op.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 137)

 

de doorsnee-mensch, die eigenlijk het heele leven zelf maar van hooren zeggen heeft
en wiens grootste zorg is dat hij ongeschonden door de tijd komt
en veilig in de buurt blijft van een pensioen en dergelijke dingen.
Als zij maar rustig kunnen voortgaan geld te verdienen en geregeld een paar centjes wegleggen. -
Wat malen dergelijke lui om een overtuiging, ze hebben liever principes.
En dan natuurlijk de meest conventioneele die er in omloop zijn.
(H.N. Werkman, Brieven van H.N. Werkman 1940-1945, blz. 76/77, uit brief aan Paul Guermonprez, 18-06-1942)

 

overal waar mensen wonen houd je het enkel
maar uit met een stalen gemoed of een vat
peppillen en tranquillizers

(C. Buddingh', Ode aan Dordrecht (fragm.), Het houdt op met zachtjes regenen, blz. 8)

 

De mens, het enige dier dat zijn kont afveegt.
(Bergman, De tijd te lijf, blz. 14)

 

De mens is aan vervanging toe, maar niemand wil eraan.
(Bergman, De tijd te lijf, blz. 186)

 

… Een dag doorgebracht tussen mijn medemensen brengt me tegen de avond tot razernij.
Ik ben niet langer geschikt voor menselijk gezelschap.
Mensen brengen me in een staat van uiterste overspanning.
(W.N.P. Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, 29-10-1913, blz. 113)

 

Zittend op de divan, luisterend naar de muziek, dwaalden zijn gedachten weg.
Hij vroeg zich af wat er vergeleken bij vroeger veranderd was.
Wanneer en waarom had alles zijn glans verloren?
En vervolgens kwam hij als zo vaak tot de slotsom
dat hij in tegenstelling tot vroeger geen grein geloof meer had
in de beheersbaarheid van de mens en de maakbaarheid van het leven.
Wat hij vroeger, toen hij er nog wel in geloofde, trouwens ook al zei.
De mens is een beest. Maar het was veel erger dan hij toen al wist.
Toen zag hij nog niet hoe de hele troep door een mateloos egoïsme naar de verdommenis ging
en dat dat egoïsme zo groot was dat ieder ander volstrekt onbereikbaar bleek te zijn.
In plaats van veiliger, voelde hij zich steeds bedreigder en wantrouwender worden.
Lopend over straat zag hij zich omringd door misdadigers.
En hij begreep dat dat was omdat hij ouder werd en begon te zien dat zijn tijd eindig was.
(J.J. Voskuil, Het Bureau, deel 6, blz. 646)

 

Een mensch is niet, wat hij wezen wil,
maar een mensch is wat hij wezen kan.
(Jacob Israël de Haan, Besliste volzinnen, blz. 9)

 

Waarom heb ik toch zo'n hekel aan mensen?
Ik ben er zelf toch ook een?
(Hans Engberts, Winkeldagboek, 30-11-1989, blz. 77)

 

Er zijn twee soorten van menschen, de eene soort bestaat niet.
(Victor E. van Vriesland, Vereenvoudigingen, blz. 7)

 

Een mens is een dier dat met zijn voorpoten Bach speelt.
(Bertus Aafjes, Zeventig aforismen, nr. 1)

 

De menschen gaan over de wereld
als folianten van enorme romans,
steeds ongelezen,
eens opgeborgen in de archieven van den Dood
(F. Bordewijk, De korenharp, blz. 23)

 

Soms het idee dat mensen verre landen zijn waar je ooit bent geweest,
maar die je nu niet meer kunt bereiken tenzij je een lange reis onderneemt.
Ik bedoel: mensen die je kent, of hebt gekend.
Mensen met wie je een geschiedenis hebt.
(Kristien Hemmerechts, Een jaar als (g)een ander, blz. 172, 15-07-2001)

 

Ik hou best van mensen,
maar ik heb het niet op de mensheid.
(Kees Stip, Hervormd Nederland, 08-09-1984)

 

De mensenvriend

De mensheid heeft mijn hart
en vergt mijn volle krachten.
Het zijn er vier miljard,
dus jij moet even wachten.

(Kees Stip, Lees maar lang en wees gelukkig, blz. 257)

 

Mensen, mensen. Je kijkt om je heen en doet oprecht je best een mensenvriend te zijn,
maar niemand, niemand met wie je op de dodenlijst zou willen staan.
(Koos van Zomeren, Ruim duizend dagen werk, blz. 187)

 

Heel wat mensen spelen degene die ze zouden willen worden.
(Fons Jansen, Goeden avond, dames en heren, blz. 22)

 

De meest natuurlijke neiging van de mens is zichzelf,
en iedereen met zich mee,
in het verderf te storten.
(Albert Camus, Dagboek, blz. 140)

 

Ik hou niet van mensen die ik niet ken.
(Adriaan Morriën, Lasterpraat, blz. 17)

 

Sinds het verschijnen van de mens op aarde wordt de wereld gemarteld en dan gesloopt
door de ontelbare desastreuze verschillen en overeenkomsten, duisterheden, successen en mislukkingen van de mens.
Omdat we op aarde zijn, hadden we er beter niet kunnen zijn.
(Steven Membrecht, De zwakke partij, blz. 33)

 

Mens-definitie:

het dier dat in gezelschap wenst te sterven.
(Frida Vogels, Dagboek 1958-1959, blz. 166, 11-08-1958)

 

Ik kan aan mensen geen touw vastknopen
en als ik het wel kon
dan zou ik het om hun strot knopen.
(L.H. Wiener, Fallen leaves, 08-02-1998, blz. 202)

 

Dat interesseert me,
dat mensen niets van elkaar weten,
maar toch rustig met elkaar praten
(terwijl ze beestachtige gedachten koesteren).
(A.L. Snijders, Bordeaux met ijs, blz. 226)

 

Weet je waarom domme mensen altijd zo waggelend lopen?
Omdat die racistenkoppen voor het grootste deel leeg zijn,
zodat het beetje hersens dat ze nog hebben,
als een balletje van de ene kant naar de andere rolt.
(Kees Klok, Dijkbewaking: Literair dagboek 1980-1983, 30-11-1980, blz. 37)

 

Levens van levende mensen kunnen bedreigend zijn,
ze zijn onaf, er kan nog van alles gebeuren,
ze kunnen herroepen wat ze hebben gezegd.
Levens van dode mensen zijn prooi,
er kan gekloven en gesabbeld worden,
er kan academisch getwist worden, er wordt, kortom, geïnterpreteerd.
De dode zegt nooit iets terug.
Wat zou mijn wereld overzichtelijk zijn als iedereen dood was.
Eindelijk zou ik alles begrijpen, zonder tegenspraak.
(A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 1, blz. 324)

 

Zelf houd ik het meest van mensen op afstand,
in de krant, op de radio, op de tv,
in de gefrankeerde enveloppe.
(A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 2, blz. 101)

 

Ik moet afstand houden van frigo's, waarmee ik kille mensen bedoel.
Mensen die nooit eens een warm woord voor een ander overhebben.
Ik heb de neiging om vriendelijk tegen hen te zijn
in de volstrekt zinloze hoop een sprankje hartelijkheid aan hen te ontlokken.
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 198)

 

De omgang met mensen is altijd nuttig.
Je wordt erdoor behoedt voor de zelfoverschatting,
en de zelfonderschatting.
(Adriaan Morrien, Ik heb nu weer de tijd, blz. 183)

 

eigenlijk heb ik de hele indeling in hoog en laag.
goed en slecht, of, nog onbenulliger, goed en fout, nooit begrepen.
Ik vind helemaal niet dat de mens goed of slecht is.
't Is gewoon de mens.
De een is beter te verteren dan de ander
en dat heeft ook veel te maken met jezelf.
(Nicolien Mizee, Een licht bewoond eiland, blz. 433)

Menu

Op de meeste menukaarten
is Frans de voertaal.
(Wim Meyles, Stof genoeg, blz. 98, Mallerhande)

Merels

De merel is een glanzend-zwarte vorst
die mij met huppelsprongen naderen dorst
De kraaltjes in zijn ogen van rood koper
Ik zie het bonzen van zijn verenborst.

(Anton van Wilderode, Poedersneeuw)

Mexico

13 januari 1865
Bij Peters hoorde ik iemand aan het tafeltje naast me zeggen:
"Drie dingen zijn in Mexico van onovertroffen kwaliteit: tabak, koffie en Syfilis."
(Edmond en Jules de Concourt, Dagboek, in Meulenhoffs dagkalender 1988 - 13-1)

Middelmatigheid

Hij had zijn eigen middelmatigheid benadrukt
en schrok er niet voor terug uit te munten in middelmatige zaken,
om zo te voorkomen dat hij op een dag middelmatig zou zijn in uitmuntende zaken.
(Umberto Eco, Het eiland van de vorige dag, blz. 357)

Midget-golf

We gingen samen midget-golven
Moeder stond te zwaaien met haar stick
Het balletje bleef rustig liggen
Alle omstanders kregen een tik
Vader was natuurlijk beter
Die sloeg er professioneel op los
Een mep en dan weer uren zoeken
Naar het balletje in het bos
(Freek de Jonge, Iets rijmt op niets, blz. 176, Ik voel me eenzaam op de camping (fragm.))

Mieren

En nu de mieren. Die zijn aardig,
vooral omdat er veel kleine lettertjes bij staan,
die men niet hoeft te kennen.
De mier behoort, evenals de wesp, tot de familie der vliesvleugeligen.
Zij wordt den mensch dikwerf ten voorbeeld gesteld,
en dit niet zonder reden, want het is een ijverig diertje.
Zij wonen in groote hoeveelheden samen in zgn. mierennesten
- dat is makkelijk te onthouden, mieren wonen in zgn. mierennesten, prevelde Erik -
alwaar zij den geheelen dag bezig zijn met het vervoeren van poppen en eieren.
In tijd van nood scheiden zij een zuur af, mierenzuur genaamd
(mierenzuur genaamd, herhaalde Erik)
dat echter voor de industrie van geen belang is.
De mannetjes worden eerst in den nazomer geboren.
Zij bezitten vleugels, doch missen den angel der wijfjes en werkmieren.
Hé, dat is vreemd, mompelde Erik, je zou juist denken dat het omgekeerd is.
Eens even kijken.'
Hij haalde Solms' Beknopte Natuurlijke Historie onder het kussen vandaan,
en zocht de mieren op.
Ja, daar stond het:... doch missen den angel der wijfjes en werkmieren.
'Dat is toch vreemd,' mompelde Erik, 'wat zijn dat voor mannetjes?'
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 300, Erik)

Milieu

De gemiddelde Nederlander maakt zich pas druk om de milieuverontreiniging,
wanneer de kwaliteit van zijn televisiebeeld eronder te lijden krijgt.
(Kees van Kooten/Wim de Bie)

 

De vervuiler moet niet betalen, maar ophouden met vervuilen.
(Bram van der Lek)

 

Is het u wel eens opgevallen dat boeren zich vrijwel nooit zorgen maken over de natuur?
Dat doen vreemd genoeg alleen de mensen die de hele dag met hun neus in de boeken zitten.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 98)

 

Een Nederlander vindt zich al milieuvriendelijk als hij over hondepoep zanikt.
Weet je dat de mens er sinds het jaar nul 1900 jaar over gedaan heeft om de spoelbak uit te vinden?
We eten te veel, we drinken te veel,
we verbruiken te veel en we gooien te veel weg,
en nu krijgen we een sigaar uit eigen doos terug.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 98/99)

 

Het milieu bestaat sinds 1970.
Opeens begreep men wat men al die tijd had geroken.
Nieuwe verenigingen en actiegroepen werden opgericht, oude herdoopt.
Wie vroeger de natuur beschermde, beschermde nu natuur en milieu.
Ik was er zelf bij toen het bordje 'EN MILIEU' bij een van de clubs achter het oude 'NATUUR' werd getimmerd.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 33, De waterlander)

Minderheden

De etnische meerderheid is over het algemeen veel schadelijker voor het land
dan alle etnische minderheden bij elkaar.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 50)

Ministers

Daarna werd een minister gevraagd om iets uit te leggen.
Zijn stem daverde maar door, zoemde mee met mijn motor, altijd gelijk,
over alles en iedereen heen, nooit een hapering, nooit een spoor van twijfel,
door en door gesmeerd en onderhouden door zijn mediatrainers.
(Geert Mak, Het ontsnapte land, blz. 15)

Mislukkelingen

Je hebt van die mensen die er een gewoonte van maken om zichzelf overal de schuld van te geven
en die de hele dag lopen te roepen dat ze mislukkingelingen zijn,
maar zo ben ik helemaal niet, zulke mensen vertrouw ik voor geen cent.
Als je op de grond gaat liggen voordat je geslagen wordt, ben je gewoon laf
en dan kom je er niet eens aan toe om ergens in te mislukken,
want voor mislukkingen zijn pogingen nodig en voor het pogen is moed vereist.
Dat is nu net waaraan het die mensen ontbreekt,
maar wat je ze nooit zult horen zeggen.
(Connie Palmen, De vriendschap, blz. 194)

Mist

en de mist 's avonds lijkt op een soort vaagheid
wat ontstaat in het hoofd van een seniele god
die niets meer, laat staan een landschap,
kan onthouden. kijk maar waar ie nou weer
leuven anno 1975 verloren heeft gelegd
(Herman de Coninck, Januari (ged.), in Meulenhoffs Dagkalender 1993 Nederlandse poëzie, 23 januari)

 

De wereld maakt vandaag het wit kabaal
van watten waar ik diep ben ingezakt.
Kleuren staan sprakeloos, niet meer intact,
verstrengelsd in een soepele wurgsjaal.

(Ria Borkent, Mist (fragm.), Bloknoot, mei 1992, blz. 55)

 

Hij hield er wel van. Een boswandeling in diepe nevel bleef hem altijd bij.
De verstilde atmosfeer, de gedempte geluiden en vooral de volstrekte verlatenheid stimuleerden de gedachten.
Voor autorijden ging dat minder op. Mist was iets voor wandelaars en filosofen.
(H.C. ten Berge, Blauwbaards ontwaken, blz. 17)

 

Het jaar loopt ten einde, het loopt zoo donker dat men
vergeet dat het nog een lichtkant heeft, en nu komt er
van ergens een dunne mist over de stad, die niet nat
ruikt, maar dampig, stoomig, droog, vaag stoffig, en duf,
ja, duf bovenal, - een echte winternevelgeur.
(F. Bordewijk, De korenharp, blz. 9)

Mode

De mode is wel veeleisend.
Oscar Wilde beweerde dat hij eens in een Frans tijdschrift onder een afbeelding van een muts de woorden zag staan:
'Bij dit model wordt de mond lichtelijk open gedragen'.
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 1, blz. 68)

 

De nieuwste mode (maar daar trek ik me niets van aan!)
(Wim Meyles, Spelen met woorden, blz. 106)

 

Want elke mode is tweemaal belachelijk:
eenmaal aan haar begin en eenmaal aan haar einde. (Wertheimer).
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 131)

 

Voorts passeerde hij voortdurend zeer smaakvol uitgedoste lieden,
die, naar het scheen, drie keer per dag hun kleding uitlieten.
(Ischa Meijer, De dikke man voor altijd, blz. 16, Maastricht)

 

De onwederstaanbare bekoring, welke de vrouwenmode uitoefent,
komt voort uit het heerlijke feit dat zij altijd bewust en tot het uiterste onpraktisch
en daarom poëtisch is.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 115)

 

Een jonge man met een ontzagwekkende stijve halsboord,
een gek hoedje, onder zijn neus een snor.
Lach niet, dat was toen mode.
En elke mode is belachelijk, als ze geen mode meer is.
(Louis Paul Boon, Boontjes 1966, blz. 158)

Moed

Het is op zijn minst twijfelachtig of de moed der wanhoop eigenlijk wel moed is.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 85)

 

Maar bij hem was het geen moed, maar de afwezigheid van angst.
(Harry Mulisch, Wat gebeurde er met sergeant Massuro?,
in: moderne Nederlandse verhalen, blz. 146)

 

Slechts weinig mensen zijn moedig genoeg om in bepaalde omstandigheden laf te durven zijn.
(C. Buddingh', Tussen de bedrijven, blz. 36)

Moeders

Als je moeder wordt, houd je op dochter te zijn.
(Hermine de Graaf, De regels van het huis, blz. 17)

 

Er zijn dus allerlei moeders.
Het feit dat ze ons negen maanden met min of meer ongemak,
hebben rondgedragen is ongetwijfeld een verdienste
maar het excuseert het universeel gekwijl over het moederschap niet.
(Marnix Gijsen, Grafzuil voor Agnes, blz. 7)

Moeilijkheden

Hadden we toen gezegd dat we in moeilijkheden zaten,
dan hadden we in moeilijkheden gezeten.
Dus zeiden we wat anders.
(Koos van Zomeren, Alptraum, blz. 8)

Moeras

Het is nu eenmaal zó gesteld, dat degene, die steeds in een moeras roert,
tenslotte bedwelmd raakt door de gassen.
Want modder bevat altijd vergiftige dampen, mijnheer…
en u kunt een moeras niet helder maken,
door de gassen omhoog te laten stijgen.
(Marten Toonder, Koning Hollewijn zoekt een iemand, blz. 59)

Molens

De grauwe reus die, gansch een leven,
Tot elken wind zijn hoogmoed heeft gewend,
Staat, oogenschijnlijk nog bij kracht gebleven
En stevig, op zijn steenen fondament.
(Jan Prins, De Molen op Tessel (fragm.), Bijeengebrachte gedichten 1, blz. 58)

Monarchie

Het voordeel is dat je een monarchie kunt afschaffen,
maar aan een republiek zit je vast.
(VN, Terzijde, 08-03-1997)

Mooi

Het is eigenaardig, maar alles wat mooi en af is
en ontworpen om te bevallen, deprimeert me.
Ik hou alleen van wat louter zichzelf is,
oprecht goed bedoeld en licht beschadigd.
(Nicolien Mizee, Allesverpletterende, blz. 317)

Moraal

Wat wij onder moraal verstaan is vaak een slappe mengeling van schuldgevoel,
zelfbeklag en vooral anderen laten zien hoe goed wij zijn.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 100)

 

Ik heb geprobeerd een moreel verantwoord leven te leiden.
Dat wil niet zeggen dat je handelt volgens een bepaald normenstelsel
- goed, kwaad, katholiek, protestant -
maar moreel verantwoord leven wil zeggen dat je de dingen onderzoekt voor je ze doet,
en erna, en tijdens.
(Rosita Steenbeek, De laatste vrouw, blz. 149)

 

De moraal dient ter bescherming van mensen.
Maar ook de moraal is tegenstrijdig: in het Oude Testament zegt God dat je niet mag doden.
Twee bladzijden verderop adviseert Hij de man zijn vrouw te stenigen als ze vreemd is gegaan.
Als God zijn eigen moraal ondermijnt, mag ik het ook.
Tenslotte ben ik zijn evenbeeld.
(Rogi Wieg, Liefde is een zwaar beroep, blz. 15)

Moskee

Zo, stel ik mij voor, moet het de gereformeerde aannemer zijn vergaan
die in Maassluis een alleraardigst moskeetje heeft neergezet.
Je mag geen andere goden dienen,
maar waarom zou je niet aan andere goden mogen verdienen?
(Maarten 't Hart, Wie God verlaat heeft niets te vrezen, blz. 53)

Moties

Wij zijn een rustig land;
onze revoluties worden gesmoord in moties.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, blz. 1)

Motieven

'Het kan geen kwaad om je blik te verruimen, als je motieven maar zuiver zijn.'
'Motieven zuiver? Wat een onzin! Ook met vuil water kun je een brand blussen.'
(Maarten 't Hart, Onder de korenmaat, blz. 48/49)

Motoren

'En daar zijn ze weer,' zegt Thijs. Inderdaad, daar zijn ze weer,
de insectenkoppen op hun moordmachines,
vol gas door de verleidelijke bochtjes in de Veilige Dijkenroute,
meestal twee aan twee, soms met een hele sliert achter elkaar.
Je hoeft je niet eens voor te stellen dat je daar zou lopen,
of dat daar een hond of een kind zou lopen.
Je kunt blijven zitten waar je zit, dit geluid maakt je zo al razend.
Het verscheurt de stilte in elke hoek van het landschap,
het trekt de huid van je ziel.
Zeker, van de walgelijke armoede van toen zijn we verlost.
En, wat is ervoor in de plaats gekomen?
De walgelijke rijkdom van nu.
(Koos van Zomeren, Nog in morgens gemeten, blz. 205)


Muggen

Muggen tatoeëren souvenirs in je huid.
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 33, Uit De grote droogte in waterland)

 

Ethologie

Als ik weer 's avonds na een drinkgelag
Strontlazarus mijn bed in ben gedoken
Dan kan ik 's morgens aan het vlieggedrag
Precies zien welke mug me heeft gestoken

(Kees Torn, Inkijkexemplaar. blz. 72)

 

De mug is een wrake Gods,
net als de sprinkhaan en de Duitser.
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt alleen, blz. 208)

 

De mug, die volgens mijn diepste overtuiging
door God geschapen is om doodgeslagen te worden,
opdat wij daar een zo grote bevrediging uit putten
dat de lust ons vergaat nog andere,
minsten zo schadelijke of lastige dieren om te brengen.
(Nico Scheepmaker, Trijfels, blz. 200)

Muizen

Een groot liefhebber van huisdieren ben ik nooit geweest, eerder het tegendeel,
maar misschien juist daarom heb ik altijd een bijzonder zwak gehad voor muizen,
omdat die niet tot de huisdieren in eigenlijke zin gerekend kunnen worden,
maar om zo te zeggen in onze huizen in het wild leven.
(J.H. Donner, Van Computers, Politiek, Amsterdam & een klein meisje, blz. 7)

 

Muizen zijn zo ongeveer de triestste dieren van de gehele schepping.
Zij bestaan uitsluitend als voedsel voor andere dieren,
of als oefenmateriaal in laboratoria,
maar in plaats van daardoor mededogen op te wekken,
generen zij afkeer.
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt alleen, blz. 149)

Mulisch

's Avonds geschaakt met Harry Mulisch.
Wij hadden een gesprek en hij kwam toen helemaal los van zichzelf,
d.w.z. van de gedachte: ik zit hier en zeg dat.
Wij spraken over vrouwen en daardoor werd hij meegesleept.
Zijn erotomanie: hij haalt aan vrouwen in, wat hij als kind tekort gekomen is.
Toch geeft de totale afwezigheid van een christelijke achtergrond
mij het gevoel te praten met iemand van een andere planeet.
Overigens een zeldzaam intellect.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 740, Dagboek 1957, Vrijdag 22 maart)

 

Haarlem nog gehaald en geschaakt met Harry Mulisch,
die volstrekt niet over het paard getild bleek door zijn Bijenkorf-prijs van ƒ 2000,-
en de publiciteit daar omheen.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 744, Dagboek 1957, Woensdag 10 april)

 

Later ook Harry Mulisch daar en met ons drieën gespeeld op het nieuwe biljart,
dat daar sinds gisteren staat.
Harry een van de weinige mensen,
die de indruk maakt in een toestand van geluk te leven.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 767, Dagboek 1957, Zaterdag 1 juni)

Multiple choice

Het heeft iets van een kat-en-muisspel waarbij de kat
- de vragensteller - de debielste sprongen maakt om de muis
- de ondervraagde - tot een domme en fatale sprong te bewegen.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 101)

 

Wat motten doen voor je ondergoed,
wat de zure regen voor bomen doet,
wat Satan deed voor het Paradijs,
doet multiple choice voor het onderwijs.
(Willem Wilmink, Ernstig genoeg, blz. 8)

Mummies

Voor een mummie is het leven
even ingewikkeld als de dood.

(Ingmar Heytze, Sta op en wankel)

Muren

Sommige mensen zijn zo druk bezig een muur om zich heen op te bouwen,
dat ze vergeten er ook nog ruimte voor een deur in te laten.
Daar zitten ze dan uiteindelijk,
veilig achter hun zo hecht gemetselde muur.
Alleen: ze kunnen er zelf ook niet meer uit.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 265, 05-06-1978)

Musea

'Een voorwerp in een museumvitrine,' schreef hij,
'lijdt net zo'n gedenatureerd bestaan als een dier in een dierentuin.
In een museum gaat het voorwerp dood
- door verstikking en de blik van het publiek -
terwijl privé-bezit aan de eigenaar het recht en de behoefte schenkt om het aan te raken.
Zoals een jong kind zijn hand uitsteekt om te betasten wat het benoemt,
zo geeft de verwoede verzamelaar, zijn oog in harmonie met zijn hand,
aan het voorwerp de levenschenkende aanraking van de maker terug.
De vijand van de verzamelaar is de museumconservator.
Idealiter zouden musea om de vijftig jaar geplunderd moeten worden
en hun collecties weer in omloop gebracht...'
(Bruce Chatwin, Utz, blz. 15)

 

Mooie voorwerpen in een museum zijn nooit geheel mooi,
omdat ze pas volledig mooi worden door het goed gebruik.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 59)

 

Ik wil niet naar elk museum. Ik wil vooral vaak dezelfde schilderijen zien.
Ik wil herkend worden door een schilderij,
ik wil dat het knipoogt naar zijn buurman als het mij de zaal ziet binnenlopen.
Vroeger, 65 jaar geleden, woonde ik in Amsterdam.
Op weg naar school fietste ik langs het Stedelijk Museum.
Ik stapte altijd even af, rende naar binnen en keek naar een schilderij van Matisse,
steeds hetzelfde, een halve minuut, elke schooldag.
(A.L. Snijders, Doelloos kijken, blz. 99)

Musical

Musical, dacht ik, bij god, musical!
Een weerzinwekkend, smaakafplattend, hersenverwekend genre,
gruwzamer dan de tiende plaag over Egypte.
(Jeroen Brouwers, Datumloze dagen, blz. 65)

Muziekcorpsen

In ons geliefd muziekcorps
heerst nijd en jaloezie.
't is elke week fanfare,
maar zelden harmonie.
(Wim Meyles, Stof genoeg, blz. 13, Rijmelarie)

Mystiek

Mystiek is de logische verbeelding
van iets wat voor de mysticus zo helder als glas is,
en voor de buitenstaander onzichtbaar.
Die ziet alleen de rookwolken.
(Nicolien Mizee, De porseleinkast, blz. 241)

Terug naar de eerste pagina /homepage
Citaten zoeken op trefwoord
Overzicht van trefwoorden
Citaten zoeken op auteur
Overzicht van auteurs
Overzicht van bibliografieën
Andere interessante internet-bladzijden


Vanaf 17-10-1998


©2024 Mats Beek, Veenendaal

Schrijf Webmaster