Voor tweedehands boeken

Ook van deze schrijvers

Raban Internet Antiquariaat

Klik hier !

Salade

Of zo'n Johma-salade, die tot juni 2004 goed blijft.
Daar krijg je enorme jeuk van.
Het heet dan ook krabsalade.
(Youp van 't Hek, Scherven, blz. 37)

Satire

Vervloekt, dat verontwaardiging en droefheid zo vaak zich moeten kleden in 't lappenpak van de satire!
Vervloekt dat een traan, om begrepen te worden, moet verzeld gaan van gegrijns!
(Multatuli, Max Havelaar, blz. 202)

Scepsis

Scepticus is een erenaam.
Ze biedt veiligheid en ik voel me vooral aangetrokken tot sceptici en sofisten
omdat hun soms ad absurdum gedreven redeneringen
een vrijbrief betekenen voor wie niet kan redeneren.
Scepsis dus als een vorm van geestelijke luiheid en onvermogen
en moeilijk van echte scepsis te onderscheiden.
Scepsis ook als excuus voor geestelijke impotentie.
(J.J. Voskuil, Bijna een man. Dagboeken 1939-1955, 15-08-1952, blz. 336)

Schaamte

Eigenlijk moest hij (van der Hucht) zich schamen,
maar na alles wat ik nu van hem gezien heb,
geloof ik niet dat hij zich met schaamte veel ophoudt.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 184, Brieven aan Everdine, 1 April 1846)

Schaatsen

Mijn zoon was zeven jaar; zijn schaatsen
waren veel te groot. wij zagen vissen en
een kikker onder ijs, suisden langs riet,
langs elf verzonnen steden, aten bevroren
chocola en zaten op de wal. Wij vonden
in het veen een potscherf. Heel de wereld
lag helder en droog aan onze voeten.

(Anna Enquist, Winterdag, Een nieuw afscheid, blz.42)

 

En vrienden zeilen schaterend voorbij.
Het is in hartje winter volop mei.
We schaatsen op een vloer van porselein.

(Gerrit Komrij, In dit ondermaanse (fragm.), in: Rook zonder vuur, blz. 19)

 

Ik heb pijn in de spieren van mijn billen & bovenbenen,
want bij het schaatsen op het ondergelopen land hier, bij Blauwhuis,
waar ik temidden van al die aanbiddelijke mooie & lieve Friese Jongens
geen al te stuntelige figuur wilde slaan, heb ik me te veel uitgesloofd
en ben dan ook tal van malen, door het slechte ijs, gevallen,
vaak met een flinke bons,
zodat ik smorgens stijf ben als een oude jichtlijder, & vol blauwe plekken zit.
(Gerard Reve, Brieven aan Josine M., 24-01-1966, blz. 144/145)

 

Uit de film Alleman herinner ik me eigenlijk maar één scène goed:die van de eenzame schaatser.
Achter een riethaag wordt hij nu en dan zichtbaar, maar je hoort hem zijn tocht in het ijs schrijven.
Hij lijkt de avond vóór te willen blijven. Zijn tocht zal eindeloos duren.
In het licht achter de lucht van Avercamp.
Die man zou ik willen zijn; vooruitgaand in stilstand,
gelukkig in het blijvend vooruitzicht van een horizont die je begeert maar weet nooit te bereiken.
(Kees Fens, Dat ben ik toevallig, blz. 80)

 

Schaarse woorden werden
in de vlakte van onkreukbaar
glas gekrast:

het spoor van een schaatser.

Met lange slagen
legde hij de winter vast.

(Willem Jan Otten, Een zwaluw vol zaagsel, blz. 15)

Schaken

Klik hier voor schaak-citaten

Schapen

Vroeger, als ik niet in slaap kon komen, telde ik schaapjes.
Dat is me nou te druk.
Nu tel ik schildpadden.
Die springen tenminste niet over hekjes en zo.
(Hans Dorrestijn, Het rimpelperspectief, blz. 128)

Schelden

Schelden maskeert, op zeer doorzichtige wijze, een tekort
en schiet, als uiting in doeltreffendheid ook zelf tekort.
Het 'doet niet zeer',
terwijl het er juist op gericht is te striemen, te kwetsen, te bezeren.
(A. Marja, Voor de bijl (inleiding), blz. 5)

Schelpen

De schelp aan het oor gedrukt: het ruisen, luister!
Ook toen al wist je: dit is niet de zee, maar een koor van stemmen.
De verlorenen die zich verstaanbaar willen maken,
die worstelen om aan de oppervlakte te komen.
Lucht! Zuurstof! Gehoor!
Maar ook de ongeborenen zweven daar.
(J. Bernlef, Verschrijvingen, blz. 9)

Schemering

En toen ik eindlijk opzag uit mijn dromen
Stond aan de woudzoom dier geheimenis,
Hoog voor het diepe donker van de bomen,
Uw vreemde zuster die de Schemering is.
(A. Roland Holst, V (fragm.), De belijdenis van de stilte, blz.236)

 

De mens is een schemerdier.
Zou je hem in een tuincentrum kunnen kopen
dan stond er ongetwijfeld 'halfschaduw' op zijn etiket.
Alleen architecten menen dat een mens in de volle zon gedijt.
Biologen weten beter: zoogdieren zijn zelden op klaarlichte dag actief.
(Midas Dekkers, Volledige vergunning, blz. 108)


Schenken

De inwoners van Veenendaal waren in mei 1940 een week lang geëvacueerd naar Ammerstol.
Ze schonken hun gastheren kerkramen.
De inwoners van Wageningen waren het laatste oorlogshalfjaar geëvacueerd naar Veenendaal.
Toen de Wageningse cafés weer opengingen, stond daar:
AAN VEENENDALERS WORDT NIET GESCHONKEN.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 10)

Schepen

Dit zijn charterschepen, ze zeilen met gezelschappen.
Daarbij is het opmerkelijke van de Verwisseling dat ze door vrouwen gevaren wordt
en uitsluitend vrouwen aan boord neemt.
dus dan zeggen andere schippers: een schip vol scheuren,
je snapt niet dat het blijft drijven.
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 19/20, Stoomcursus Engelsmanplaat)

 

Een schip is als een vrouw,
men leert het eerst kennen met de tijd, in stormen en tegenspoed.
(Bertus Aafjes, ik ga naar amerika, blz. 48)

 

Schepen zijn schelpen voor het schaaldier mens,
Water verdraagt ons wel, maar node.

(Van der Graft, z.t. (fragm.), De 100 beste gedichten van 2001, blz. 59)

Schepping

Al wat leeft is geschapen
Al wat groeit heeft een zin
Maar een schepping als Jan van der Hoeve
Daar zie ik het nut niet van in

Daar zij licht dat kan ik nog volgen
Want het was donker in het begin
Maar daar zij Jan van der Hoeve
Dat gaat er bij mij niet in

En als de wereld opnieuw wordt geschapen
Als alles dan nog eens over gaat
Als Jan van der Hoeve er dan weer is
Dan zeg ik dat God niet bestaat
(Liselore Gerritsen, Jan van der Hoeve, Je kunt niet alles hebben)

 

en je hoort bij de wereld,
het universum verdunt je.
Na God schept je misschien een lijnbus
En wil men weten wat dit voorstelt,
Vrouw en ouders op de hoogte brengen.
(Rob Schouten, Blokje om (fragm.), De 100 beste gedichten van 1996, blz. 103)

 

"Na God schept je misschien een lijnbus", heet het in 'Blokje om',
en de ironie van de dubbelzinnigheid is hier om meer dan één reden op zijn plaats,
want 'scheppen' staat voor creëren èn vernietigen.
(Jaap Goedegebuure over Rob Schoutens bundel "Bij bewustzijn"
in HP/De Tijd, 12-04-96, blz. 70)

 

Of God de mensch schiep, staat te bezien.
Dat de mensch God schiep, staat vast.
(A. Roland Holst, Kort, blz. 12)

 

Een radiotoestel of een blikopener zijn dingen die niet zomaar bestaan,
iemand moet ze gemaakt hebben.
Zo is het ook met citroenen, sinasappels en tomaten:
iemand moet ze gemaakt hebben.
Bij een voorijstijdelijke produktie zijn ze in elkaar gezet,
en wel zo goed, dat ze zichzelf bleven voortplanten.
De fraaie bloemen die we bij veel vruchten aantreffen waren natuurlijk bedoeld als reclame.
(Raoul Chapkis, Zes dagen onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit, blz. 11)

Scheren

De zich in proza uitdrukkende dichter Hans van Straten schreef eens
- ik meen in De omgevallen boekenkast -
dat hij een hekel aan het scheermes had;
hij schoor zich liever elektrisch,
want dan hoefde hij niet in de spiegel te kijken.
(Hans Heesen, Vanmorgen keek ik in de spiegel, voorwoord, blz. 5)

 

In de scheerspiegel

De man die ik heb ingezeept
zit lelijk met mij opgescheept.
(Simon Carmiggelt, Vanmorgen keek ik in de spiegel, Zelfportretten van Nederlandse dichters, blz. 23)

 

Scheurkalenders

Ik heb de almanak van dat jaar schijtenderwijs afgescheurd zoals dat hoort.
(Herman de Coninck, De flaptekstlezer, blz. 44)

Schijn

Schijn bedriegt niet. Integendeel, alles
ontkiemt en bloeit door schijn.
Alleen maneschijn bedriegt een beetje.
(Kadé Bruin, Uitsmijters van scharreleieren, blz. 10)

Schiedam

Schiedam is de bron van de zeer oude jenever,
de stad is als een geweldige drankscheutige zeug
en haar tepels zijn de havenkroegjes.
(Bertus Aafjes, ik ga naar amerika, blz. 11)

Schikken

'Nee. Ik kan niet tegen deze hitte.
Ik laat het over me komen. Ik schik me erin.'
'Naar het weer moet men zich schikken, net als naar de mensen,'
zei Royer-Collard.
'Dat is de kern van de zaak, dat men zich weet te schikken.'
'Als je dat niet kon,' ging Royer-Collard verder, 'zou je van woede doodgaan.'
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 8, 16 juni 1843)

Schilderen

'Als je dit kon schilderen,' zegt Soof verlangend.
'Waarom?' fluister ik. 'Het is mooi. Waarom zou je het schilderen? het is er al.'
(Lydia Rood, Een mond vol dons, blz. 86)

 

SCHILDEREN: Een bepaald oppervlak beschermen tegen het weer en blootstellen aan kritiek.
(Boon citeert Bierce, Louis Paul Boon, Boontjes 1966, 8/1, blz. 17)

Schilderijen

Goede schilderijen, ook al noemt men ze landschap of stilleven, zijn immer zelfportretten.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 62)

 

Ik ken in Amerika een oude dame die in Holland was geweest,
en diep teleurgesteld was in de oude meesters.
Zij had altijd gedacht dat zij de luchten op hun schilderijen zelf hadden bedacht,
maar nu had ze gezien dat die luchten in werkelijkheid ook zo waren.
(Leo Vroman, in 'Nu heb ik weer de tijd' van Adriaan Morriën, blz. 158)

 

Een schilderij voor het eerst zien dat je alleen maar van een reproductie kent
is zoiets als een hallucinatie.
Het kan niet waar zijn dat dit nu het echte ding is.
(Cees Nooteboom, Paradijs verloren, blz. 26)


Schildpadden

Schildpadden leven niet lang, ze gaan langzaam dood.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 155)

Schoenen

Nieuwe schoenen zijn een genot, maar ook een plaag.
Ze zijn mooi en ze ruiken lekker, maar ze zijn ook sug en hard.
Ze moeten ingelopen worden, en dat kan wel even duren.
Voorzichtigheid is geboden.
(Martin Bril, Wat een man nodig heeft, blz. 24)

Schoften

Er leeft momenteel wereldwijd zo'n schrikbarend aantal schoften,
dat je wel stapelgek moet zijn om je niet als een schoft te gedragen.
(Steven Membrecht, De zwakke partij, blz. 59)

 

Een braaf mens is een mislukte schoft.
(Adriaan Morriën, Ik heb nu weer de tijd, blz. 138)

School

Een school moet openbaar zijn,
anders is zij geen school.
(Erasmus, Aforismen, blz. 15)

Schoolmeesters

Ik heb b.v. al een heeleboel geld verdiend met schrijven over geschiedenis van Java, in populairen trant natuurlijk.
De krant plaatst het graag en vele lezers houden daarvan.
Alleen moet je oppassen met de schoolmeesters, die het altijd beter weten, maar die het meestal afleggen.
Ook schrijven schoolmeesters de meeste fouten, als zij een stukje insturen!
'Pas op voor schoolmeesters!' is een van de leefregels van elken krantenman.
(W. Walraven, Brieven, 19-09-1938, blz. 250)

 

Schoolmeester wordt ieder die voor geen ander beroep deugt.
Voor het merendeel zijn het onwetende en verdorven mensen,
soms zijn ze zelfs niet goed snik.
(Erasmus, aforismen, blz. 7)

Schooltijd

Mensen zeiden: de schooltijd is je beste tijd.
Jezus, dacht ik, het kan dus nog erger!
(Arthur Japin, Vrij Nederland, 06-10-2012)

 

 

Wat de algemene leerplicht betreft ontbreekt me de fantasie om te verzinnen
hoe er in de toekomst over gedacht zal worden,
maar het is wel zeker dat mensen uit het verleden er een bizarre en wrede straf in zouden zien.
Moeten alle Chinezen dan Mandarijnen worden? zouden ze gevraagd hebben.
Zijn er dan zoveel Mandarijnen nodig en heeft iedereen wel trek in die geleerdheid?
(Hans Ree, Rode en zwarte dagen, blz. 82)

Schoonheid

Schoonheid is niet wezenlijk,
Zij vergaat heel snel.
Blijvend is de lelijkheid,
dus onderhoud haar wel.
(Hans Dorrestijn, De lelijkheid, Mooi van lelijkheid,
gezongen door Adèle Bloemendaal, Adèle's keus)

 

Ik wist niet dat dit alles was zo mooi.
(Herman Gorter, Mei, blz. 60)

 

Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik.
De hele dag staan ze te fluiten van de steigers.
Als er gebeld wordt, zijn het altijd enge hijgers.
En aan de deur staat meestal ook een viezerik.
Ik kom alleen maar mensen tegen met een tic.
Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik.

(Ted van Lieshout, het is een straf (fragm.), Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik, blz. 9)

 

'Ik wil aantonen,' zei ze ferm, 'dat schoonheid niet meer dan schijn is.
De natuur creëert haar alleen om haar weer te vernietigen.'
(Tessa de Loo, Isabelle, blz. 29)

 

De schoonheid van mijn vader was een heel andere schoonheid dan die van mijn moeder.
De meeste schoonheid van mijn moeder lag in het boenen en schrobben.
Later begreep ik dat dit de schoonheid van vertraagd sterven is.
Dus geen schoonheid is.
(Boudewijn Büch, De Bocht van Berkhey, blz. 91/92)

 

Zo heb ik zelf een oog voor de absurde schoonheid van streekbussen
die leeg door de provincie rijden.
Precies op tijd bij elke halte aankomen.
Niemand die instapt, niemand die uitstapt.
En precies op tijd rijden ze weer weg.
(Gerrit Krol, Laatst met een vrouw, blz. 107)

Schoonmakers

Toen ze 65 werd
legde de schoonmaakster het dweiltje er bij neer.
(Wim Meyles, Stof genoeg, blz. 38, Spelen met spreekwoorden)

Schouders

Er ging een schouder door de laan.
Daar zaten rug noch armen aan.
Hij had geen mond om mee te praten,
Geen buik of borst of ledematen.
En ieder die de schouder zag,
Zei medelijdend: 'Goedendag.'

(Daan Zonderland, Redeloze Rijmen en alle andere verzen, blz. 17, (fragm.))

Schrijfmachines

Machine, die het lied bevat,
Dat aan mijn vingers moet ontvallen

Kleine piano van mijn ziel
(Gerrit Achterberg, in Wilminks Keus II, blz. 19)

Schrijven

Er zijn weinig boeken waaruit men niet leren kan hoe men niet schrijven moet.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 58, blz. 20)

 

Ik had wat meer recht op wat lof over mijn zwijgen.
Ik zeg dit in volle ernst.
In veel geschrijf is veel dwaasheid.
't Is lichter honderd boekdelen te vullen
dan de aandoeningen die honderd boekdelen vullen zouden,
te bewaren tot het juiste ogenblik.
(Multatuli, Over vrije arbeid, in De wereld heeft twee aangezichten, blz. 152)

 

Schrijven is vooral:
iets zo uitdrukken dat het memorabel wordt
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 235, 21-04-1978)

 

Schrijven is zoiets als gewichtheffen.
Ik heb van gewichtheffen weinig sjoege,
maar je ziet weleens zo'n mannetjesputter op de tv,
een tenenwippend en handenwringend gedrocht, vol haat en angst,
gefixeerd op het dode gewicht
dat als het wordt aangevat de spieren scheurt en de bloedvaten doet barsten.
Dat gewichtheffen als sport wordt beschouwd bevalt me aan deze vergelijking het best.
Je doet het jezelf aan
En als er een inzinking is om moed te verzamelen voor de volgende krachtsinspanning
doe je jezelf een inzinking aan.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 89, Het tweelingboek)

 

't Zal mij makkelijker vallen dan schrijverij voor vreemde mensen
die mij huren voor 1/280 cent per bladzijde per dag,
en daarvoor 't regt koopen te zeggen dat 't beroerd is wat ik schrijf
of erger nog dat het zoo 'bijzonder mooi' is,
en dat ik zoo'n slecht mensch ben.
Onlangs zei me een dominé (Roorda van Eysinga uit Zeeland)
dat-i den Max Havelaar 'met zooveel genoegen had gelezen.'
'Dan ben je een ellendige kerel,' zei ik.
En daar blijf ik bij, schoon ik in een kwade bui was toen ik 't zei.
(Multatuli, liefdebrieven, blz. 224, brieven aan Mimi, 20 maart 1863)

 

Hoe doe-je om 'n werk te schrijven van 37 deelen?
Wel, je begint met één letter.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 235, Brieven aan Mimi, 20 Maart 1863)

 

Over 't geheel is schrijven voor publiek iets indécents.
Gij zoudt uw knie, uw enkel zelfs bedekken voor 'n voorbijganger,
en ik geef m'n ziel te koop… 't is infaam!
Schrijven is ontucht; want of men schrijft wat men meent en gevoelt,
en dan is die intimiteit te fijn voor vreemden,
of men schrijft anders dan men gevoelt,
en 't wordt een laffe flauwe kunstmakerij,
als van een gemeene meid die voor geld zich in lokkend postuur stelt of glimlacht.
Maar 't publiek is zoo gewoon aan gekochte, en dus nagemaakte, aandoeningen,
dat het er niets van begrijpt als iemand zich geeft zooals hij is:
De Venus wordt voor vreemd aangezien omdat ze niet gekleed is door 'n modiste, enz.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 270, Brieven aan Mimi, 29 Julij 1863)

 

Nog hoor ik hem (Piet Paaltjens) zeggen
- 't was in het Gangetje naast Hoogenstraten -:
"de gestalten, die mijn muze schiep,
zijn louter tot menschelijke gedaanten gestremde onregelmatigheden in mijn spijsvertering."
(Piet Paaltjens, Snikken en grimlachjes, blz. 11, Levensschets, F.H.)

 

Als je het opschrijft, staat het meteen op papier ook.
(G.K. van het Reve, Nader tot u, blz. 86, Brief in de nacht geschreven)

 

Notaris van Dalen zat op zijn kantoor als een spin in zijn web
en spon lange draden van inkt op een vel papier.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 101, Het olografisch testament)

 

Schrijven komt voort uit zwijgen, angst, verlegenheid
en uit een misschien wel bovenmatige ontwikkelde afkeer van onechtheid,
vooral de eigen onechtheid.
Fictie komt voort uit het verlangen naar de waarheid.
(Connie Palmen, I.M., blz. 30)

 

Schrijven voor kinderen is moeilijker dan schrijven voor volwassenen…
kinderen hebben niet de concentratie van volwassenen
en als je ze niet vanaf de eerste bladzijde weet te boeien,
zullen ze weglopen en tv gaan kijken of iets anders doen.
Ze lezen alleen maar voor hun plezier; je moet hun aandacht vasthouden.
(Roald Dahl, geciteerd in: Chris Powling, Roald Dahl, een biografie, blz. 65/66)

 

En het boek natuurlijk.
Dat is als een berg houthakken, fijn als het klaar is.
Het is ook een beetje opruimen. Dit bij dit en dit bij dat.
Schrijven heeft ook iets met orde scheppen te maken.
(Hugo Claus, in: H.U. Jesserun d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au!, blz. 129)

 

The only thing a writer has to do, is to keep his bum on a chair.
(P.J. Woodhouse, geciteerd in Vrij Nederland, 09-10-1999)

 

Wie schrijft die blijft
graag hangen in cafés

(Hugo Matthysen, titel van gedicht, Reisgenoten op dit narrenschip, blz. 41)

 

Als ik zeg dat ik aan de schrijverij ben, klinkt het als een ziekte
en misschien is het dat ook wel.
(Robert Vernooy, 100 gezichten op een houding, geciteerd in HP/De Tijd, 22-09-2000)

 

Laat ik maar eens problematisch en hoogdravend beginnen: waarom schrijft iemand?
Natuurlijk niet om met woorden zijn ogen te imiteren, of zijn neus, zijn oren, zijn vingertoppen.
Waarschijnlijk is het iets anders, iets hoogmoedigs,
iets wat niet te bereiken is maar toch geprobeerd wordt:
het beschrijven van het onbeschrijfelijke.
En dat lukt nooit, want het onbeschrijfelijke is niet te beschrijven.
Anders zou het wel het beschrijfelijke heten.
(A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 2, blz. 71)

 

Zelfs de lezer van fictie wil daarin een zekere dosis waarheid aantreffen.
Het probleem is alleen dat de waarheid zich in wezen bijna altijd banaal, alledaags openbaart.
Daarom is schrijven, in tegenstelling tot wat soms gedacht wordt,
geen vorm van liegen, maar de beste manier om de waarheid
door enige opsiering, acceptabel en attractief te maken,
ze van een saai moreel begrip te veranderen in een kunstwerk.
(J. Rentes de Carvalho, Tussenjaar, blz. 189)

 

Schrijven is mij een gruwel,
maar in mindere mate dan niet schrijven.
(L.H. Wiener, Shanghai massage, blz. 211)

 

Veel personen die graag schrijver zouden willen zijn
verkeren in de veronderstelling dat schrijven een aangenaam tijdverdrijf is,
dat schrijven een activiteit is die men met plezier doet,
dat schrijven leuk is.
Maar iedere echte schrijver weet dat deze mening op een misvatting berust,
dat het niet zo is,
dat schrijven wel de koleertigste vorm van zelfkwelling is die een mens zichzelf kan aandoen.
(L.H. Wiener, Shanghai massage, blz. 248)

 

Als je veel schrijft of hebt geschreven,
dan krijg je een handschrift dat men wel eens een 'doktershandschrift' noemt.
Ik heb zo'n handschrift.
Mijn geschreven teksten zien er het best uit wanneer je ze een kwartslag draait.
Je krijgt dan iets wat op Chinees lijkt.
(Alfred Birney, Niemand bleef. Dagboek van Meneer B. 2005-2011, blz. 256, 02-09-2007)

 

Boekstaven van het zinloze is de zin van het boekstaven.
(L.H. Wiener, Nestor, blz. 201)

De werkelijkheid is te krankzinnig voor papier.
Men moet het leven tot kalmte manen als men gaat schrijven.
(F.B. Hotz, De vertekening, blz. 7)

Schrijvers

Je hebt hoe-schrijvers en wat-schrijvers.
Bij hoe-schrijvers gaat het vooral om de stijl
- je hoeft het verhaal niet eens na te kunnen vertellen.
Voor hen ben ik het meest geporteerd.
Ik ben allergisch voor kromme zinnen.
Ik hou van een kale stijl.
F.B. Hotz vind ik bijvoorbeeld geweldig.
En A. Alberts.
(Peter van Straaten, Gesloten boek, HP/De Tijd, 15-11-1996, blz. 87)

 

Wat me benauwt: dit land zit vol werklozen, daklozen, verslaafden, misdadigers en AIDS-lijders
- en ik ken er niet één van.
Terwijl ik toch echt vind dat een schrijver met beide benen in zijn tijd moet staan.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, 16-01-1987, blz. 21)

 

Een schrijver heeft zelden bekwaamheid genoeg,
om zich te verplaatsen op de laagte zyner lezers.
(Multatuli, Ideeën van Multatuli, Tweede bundel, blz. 74, idee 451 (fragm.))

 

Veel schrijvers hebben niets te zeggen maar ze zeggen het zo slecht.
(Karel Jonckheere, Filter uw dag, blz. 12)

 

Zo hebben mijn kinderen mij altijd een groot schrijver gevonden
omdat ik de schrijfmachine heel hard kan laten ratelen
en keurig nette stapels kan maken van de papieren die uit de machine komen.
De lust van het ambacht zit hem in het doen, niet in het produkt.
En dat bezig zijn maakt een nobele indruk op al wie het ziet of hoort
of (bij een boer die aan het gieren is) ruikt.
(Willem Wilmink, In de keuken van de muze, blz. 54/55)

 

De schrijver vermomt zich zo nu en dan:
als familievader, als feestganger, als maatschappelijk wezen, als statsburger, als keurige buur,
maar achter ieder schijnbeeld is en blijft hij uitsluitend schrijver.
(J. Greshoff, Volière, blz. 166)

 

Overigens is het met schrijvers als met honden:
ze horen vrolijk te zijn.
Sneu worden ze onuitstaanbaar.
(Arthur Japin, Zoals dat gaat met wonderen, blz. 62)

 

Hij vraagt wat ik doe. Ik zeg: 'Ik ben schrijver.'
Hij zegt: 'Dat is iemand die aan het strand staat,
een zandkorrel tussen zijn vingers bekijkt en die beschrijft.
Als hij klaar is, is hij oud.
Hij denkt dat hij het strand beschreven heeft.'
Ik zeg: 'Godverdomme.'
(A.L. Snijders, Vijf bijlen, blz. 317)

 

Bij schrijvers valt me trouwens sowieso vaak op dat het beginwerk het beste is.
Daarna is het telkens meer van hetzelfde,
en meestal slechter, want doodgedacht.
(Nicolien Mizee, De porseleinkast, blz. 242)

 

Er zijn schrijvers die boeken schrijven. En er zijn auteurs die aan hun oeuvre werken.
Toch kan de schrijver die alleen maar werkt met de bedoeling om boeken te produceren, een oeuvre nalaten.
Terwijl sommige meer planmatig te werk gaande auteurs enkel maar wat boeken blijken te hebben afgescheiden -
afzonderlijke delen die helemaal niet de volledige samenhang representeren die de maker ervan voor ogen stond.
(Ischa Meijer, Ik heb niets tegen antisemieten, ik lééf ervan, blz. 202)

Schuld(gevoel)

Het voordeel van een schuldgevoel is
dat men nooit gaat proberen zijn onschuld te bewijzen,
wat zeer tijdrovend kan zijn.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 31)

 

…En wie krijgt er dan de schuld
Die debiele homofiele joodse neger met een bult…

(Kabaret Ivo de Wijs)

Sentiment

'Ik krijg nu last van uw proletarisch sentiment,
maar dat sentiment dat bewonder ik.'
(Troelstra in 1913 tegen congres, geciteerd in Willem Drees,
Wethouder van Nederland, blz. 31, John Jansen v. Galen en Herman Vuijsje)

September

'For it's a long, long way
From May to December,
And the days grow short,
When you reach September'
Het eerste coupletje uit 'September Song' (muziek nog van Kurt Weill, gezongen door Sarah Vaughan:..)
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 40/41, 26-09-1977)

 

Aldus getooid begaf ik mij naar het schoolgebouw.
Ieder kent die gevoelens van den eersten September;
het is droefheid, vreugde, verwachting, vrees, een eigenaardige beklemdheid.
Het nieuwe beangstigt en trekt aan.
Ge weet het niet meer, ge kent U zelve niet.
plotseling komt het groote verlangen over U klein te zijn
en in de zon te spelen op het grint, zooals vroeger,
met geen andere zorgen dan witte steentjes op een hoopje te leggen.
(Godfried Bomans, Werken 1, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas, blz. 93)

 

Vreemde, grootse dagen zijn het in september,
ze beginnen kil, ze eindigen warm,
alsof zo'n dag zijn eigen jeugd en afkomst verloochent.
(Maarten 't Hart, De kroongetuige, blz. 95)

 

September voert de geur van appelstroop
En heeft de klank van ongedane vragen.
(Guillaume van der Graft, Nazomer (fragm.), Meulenhoffs dagkalender Nederlandse poëzie 1994, 9 september)

 

Nog is het geen herfst. De weemoed kan wachten.
Hij kent ons vanouds. Hij zal het verstaan.
En eenzaam in een oud nest gaan vernachten.
Wij hebben recht op een zachter vergaan.
(Karel Jonckheere, Oude snaar (fragm.), Meulenhoffs dagkalender Nederlandse poëzie 1994, 12 september)

 

September, en het wordt al koud.
De tuinman heeft de grasvelden gemaaid,
het gras kleurt onnatuurlijk groen in het strijklicht van de ondergaande zon.
(Hans Warren, Geheim dagboek 1977-1978, blz. 98, 16-09-1977)

 

September, de zomer
gebleekt in de kast,
heldere dagen tussen de blauw-
geruite doeken waarin mijn vader
zijn nachtelijke boterhammen knoopt

(Wiel Kusters, Het mijnmuseum I, Zegelboom, blz. 73)

Serieus

Ik word zo serieus genomen door allerlei mensen.
Daar moet ik toch eens wat aan gaan doen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 292, 17-7-1978)

Sex

Ik ben geen homo, ik ben ook geen hetero.
Ik ben een Hubo: ik doe het zelf.
(Youp van 't Hek, Makkelijk praten, blz. 118, uit Verlopen en verlaten)

 

Hij was niet het soort jongen dat onmiddellijk de brute lust van het bloed opriep,
maar hij 'mocht er zijn' ,
waarmede ik bedoel dat men beter met hem onder de dekens kon liggen dan met een hoge koorts.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 12/13)

 

Seks is het enige menselijk bedrijf waarbij professionals lager worden aangeslagen dan amateurs.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 48, De reageermuis)

 

Orgieën bestaan dan ook niet. Wij zijn er niet op gebouwd.
Zelfs niet op de liefde.
Ook de meest hartstochtelijke minnaar wordt op een gegeven moment op de verkeerde plaatsen stijf.
(Midas Dekkers, Mens annex dier, blz. 30)

 

Wat ook heel vreemd is, vind ik,
is dat zoveel mensen seksueel plezier beschouwen als het mooiste,
leukste, verrukkelijkste wat deze wereld te bieden heeft,
terwijl het al moeilijk is om je precies te herinneren
hoe het orgasme van de vorige dag zich voltrok.
(Maarten 't Hart in: Ik herinner mij, blz. 66)

 

Het gaat met die sextechniekboeken als met kookboeken,
je leest er enthousiast in,
maar na die ene keer inktvis met knoflook,
val je vanzelf weer terug in de boterhammenworstroutine.
(Simon Carmiggelt, gecitieerd door Renate Rubinstein, Mijn beter ik, blz. 13)

 

Mevrouw, mijnheer, het zal u bekend zijn dat Marcus Aurelius
de geslachtsdaad als volgt omschrijft:
'Het is wrijven tegen een stukje ingewand
en uitscheiding van wat slijm in een soort kramp.
(R.A., Basart, De laatste lach, blz. 124)

 

Klonen is de makkelijkste en simpelste manier om je te reproduceren.
Seksuele reproductie verslindt energie, is reuze ingewikkeld.
Waarom dan seks?
Het is een roekeloze buiteling, een wanhopige noodsprong van de natuur
om via een snel systeem van gegenuitwisseling
het hoofd te bieden aan predatoren, parasieten en prionen.
(Maarten 't Hart, Lotte Weeda, blz. 14)

 

Het verlangen naar seks, zei hij eens,
verandert vanzelf in de herinnering aan seks,
en die herinnering, zei hij,
raakt meer en meer vermengd met een taai gevoel van schaamte.
(Koos van Zomeren, Hooiberg, blz. 29)

Shit

Wanneer het even tegenzit
gebruikt men vaak het woordje 'shit',
dat hierdoor - zeg ik nu maar kort -
van uit - tot tussenwerpsel wordt.

(Theo van de Leur, DichtErbij)

Sigaretten

'Dank u wel. Ik rook alleen sigaretten.'
'Ach ja, dat vergeet ik telkens.
Nu goed, rook dan maar uw doodkistspijkers.'
(Remarque, De boog der sterken, blz. 129)

Sinterklaas

'Pas op je gaat in de zak'
Vreemd, dat het meerijden op een wit paard naar Spanje,
beschut door de wind in een linnen omhulsel en omringd door lekkernijen,
als dreigement bedoeld is.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

 

Sinterklaas is een feest dat wordt gevierd in het hele Dietse taalgebied.
Volgens het Oera Linda Boek wordt hiermee het feit gevierd dat het alfabet hier is uitgevonden.
Daarom geven we elkaar letters met Sinterklaas.
Daarom zongen wij ooit: "Strooi dan wat letters"
wat weer verbasterde tot "Strooi dan wat lekkers".
En Nicolaas dan? Die verklaring staat ook in het Oera Linda Boek,
Nicolaas komt van Niklaas en dat betekent gewoon 'en-ik-lees'.
Niklaas: 'en-ik-lees',
kijk maar naar het grote boek dat hij altijd bij zich heeft.
(Willem Hietbrink / Ronald Lagendijk, Kwispelen met taal, blz. 154)

 

Voor hij de huiskamer binnen durfde,
gaf Sinterklaas zich, op het toilet,
nog even snel een shot; dwars door zijn tabberd heen.
(Koot & Bie, Bescheurkalender)

 

De oude vrijster bleef hardnekkig in Sinterklaas geloven,
omdat zij zich niet de kans wilde laten ontnemen
één keer per jaar bij een man op schoot te kruipen.
(Koot & Bie, Het groot bescheurboek, blz. 41, 1976)

 

Zeeland [groente-affaire]
- Overal in Zeeland zijn gisteren banketbakkers gearresteerd
die misbruik hebben gemaakt van de hoge aardappelprijzen
door de overvloedige regenval van dit najaar.
De bakkers verkochten nu sinterklaas nadert aardappels vervaardigd uit marsepein.
Ze waren niet te onderscheiden van de echte.
De politie van Goes spreekt van 'ronduit meesterlijke vervalsingen'.
De bakkers verkochten de namaakaardappelen
ver onder de prijs van de normale Zeeuwse klei-aardappel.
(Hans Dorrestijn, Dorrestijns Pers Agenstschap, blz. 62)

 

Ino Bos, de zoon van de fietsenmaker aan de Bussumse Stationsweg,
vertelde mij dat Sinterklaas niet bestond en ik geloofde hem niet.
Ik kwam thuis, vertelde aan mijn moeder wat Ino gezegd had
en zij zei dat ik maar eens even rustig moest gaan zitten.
Toen vertelde ze dat Ino gelijk had. Sinterklaas bestaat niet.
Woedend was ik.
Vol kokende tranen verdween ik naar mijn kamer.
Al die jaren was ik dus belazerd, bedot, bedonderd en bedrogen
en dat nog wel door mijn eigen ouders, broers en zusjes.
Schoften waren het.
Maar mijn moeder had gelijk.
Ik was inmiddels twintig en het was mooi geweest.
(Youp van 't Hek, Ik Schreeuwlelijk, Ino Bos, blz. 40)

 

Vroeger wist je van je kinderen dat het Sinterklaas werd,
nu van de folders.
(Terzijde, VN, 16-11-96)

 

'Ik was met mijn dochtertjes naar de intocht van Sinterklaas,'
vervolgde De Baas Van Het Koffiehuis, verdrietig.
'En wat zagen we voorbijkomen?
Alleen maar reclameborden van allerlei sponsors.
Dat is toch geen ponum voor die kleintjes.
De Sponsors Van Sinterklaas - mijn hemel - wat een armoe.
En het aller-, allerergste vind ik nog dat ze het snoep vergeten waren.
Daar stond ik met die meiden van mij.
Geen pepernoot te bekennen.
Dan schaam je je toch rot als ouder zijnde.'
En hij boog het hoofd als een schuldige.
'Het verschuift allemaal naar Kerstmis,' zei hij, een beetje schor.
'Want wij weten ons geen raad meer met al die weelde.
Daar moet kennelijk een grote scheut godsdienst bij
- pas dán schijnen we er enigszins van te mogen genieten.
Sinterklaas is zo goed als dood.
Alleen zijn sponsors leven nog.'
(Ischa Meijer, De Dikke Man voor altijd, blz. 62, Leegte)

 

't Was vyf december… ST. NIKOLAAS!
De moeder strooide zoetigheid,
en zorgde dat de 'kleintjes' niet zagen waar al dat lekkers van-daan kwam,
om de pret van 't grabbelen te verhogen
- naar ze meende - door 't prikkelen van de nieuwsgierigheid.
De moeder meende 't goed.
Maar ze had ongelyk in haar veronderstelling,
dat de kinderen zich zouden bezighouden met onderzoek
naar de wyze waarop SINT-NIKOLAAS suikergoed kon werpen door de muren,
die dik waren, of door 't venster, dat gesloten was.
Want kinderen houden meer van ulevellen dan van wetenschap.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 196, idee455 (ged.))

 

Het verbaasde me niet, als mijn moeder mijn schoen zette,
dat het paard van Sinterklaas behalve een wortel ook graag een spekbokking lustte.
Net als mijn vader.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 40)


Trippel, trappel, trip: 't is de Horse van Sinterklaasje.
Of bent u nooit high genoeg geweest om op de hoogte te zijn gekomen.
(Jan G. Elburg, toch nog een morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf maart 1973)

 

De najaarslucht is van gehinnik zwanger:
Daar komt de Sint weer in zijn soepgewaad.
Zijn lange baard wordt alle jaren langer,
Die sleept vandaag of morgen over straat.

Want geen van zijn dienstwillige consorten
Verstout zich het gevaarte in te korten,
Behalve als de schimmel er op staat.

(Simon Knepper, Sinterklaasversje, De geur van Zeeuwse meisjes, blz. 18)

 

Een vriend van mij, die als kind hoorde dat Sinterklaas niet bestond,
concludeerde dat datzelfde dan natuurlijk gold voor God.
' Nee,' haastten zijn ouders zich hem op het hart te binden,
'God bestaat wél. Sinterklaas is verzonnen, maar God is echt.'
Tot hun ontsteltenis was hij daar niet meer van te overtuigen.
(Pauline Slot, Tegenpool, blz. 111)

 

Het charmante van Sinterklaas vind ik Sinterklaas zelf.
Het volstrekt anonieme van Sinterklaas zelf.
Want hij is iedereen en niemand, de wiskundeleraar en de buurman
en daarbij ongevaarlijk, juist door die anonimiteit.
(Yvonne Keuls, Voorzichtig, voorzichtig, blz. 34)

 

Over God

Ken je Sinterklaas?
Alleen in vermomming.

Dus, als hij onverhuld voor je staat,
als hij, nat en vies, smeekt toegelaten te worden in je huis,
als hij, nederig, om een maaltijd bedelt?

Dan doe ik net of hij niet bestaat.

(J.P. Guépin, Allemaal raadsels, eh?' blz. 33)

 

Mijn goede vader, die geen aanleg had voor familiefeesten
omdat ze hem verhinderden zijn dagelijkse dosis somber wereldnieuws via de kranten tot zicht te nemen,
vroeg elke Sinterklaas weer, als we bewogen op een verlanglijstje aandrongen, een groot stuk vlakgom.
't Was het enige wat hij werkelijk hebben wilde, omdat hij het nodig had.
Maar hij kreeg het nooit.
We vonden het geen cadeau en we gaven hem dus de een of andere potsierlijke trouvaille - ook toen al.
(Simon Carmiggelt, Kronkel 'Winkelen', Parool, 29-11-1963)

 

'Met een beetje geluk geloof ik volgend jaar weer in Sinterklaas!'
zei Grietje vrolijk.
'Ja, nog even flink doordementeren, dan haal je het wel,'
moedigde Evert haar aan.
Ze vond het een leuk vooruitzicht weer goedgelovig haar schoen te kunnen zetten.
'Misschien doet Sinterklaas er wel een steunzool in!'
'Van marsepein.'
(Hendrik Groen, Pogingen iets van het leven te maken, blz. 300)

 

Voor mijn dochters is Sinterklaas een vriendelijk soort god
- hij zweeft als een veelal gulle instantie boven hun leven,
oordeelt over goed en kwaad
en openbaart zich eenmaal per jaar in het dorpshuis,
een wonder.
(Tommy Wieringa, Totdat het voorbij is, blz. 42)

Slaapliedjes

Mammie, laat me slapen
en zing niet steeds dat lied.
De meeste moeders zingen mooi
maar mammie, mammie niet
.
(Hans Dorrestijn, Slaapliedje, Ik geef je niet voor een kaperschip…, blz. 19)

Slagers

Waarom fluiten slagersjongens
steeds zo'n hoog en vals refrein?
Het is hoog omdat zij jongens,
vals omdat zij slagers zijn
.
(Eric van der Steen, Het leven in vakken, blz. 12)

Slakken

Naar een slak kun je alleen kijken.
Als het pas geregend heeft, komen ze uit hun huisje.
Maar anders blijven ze het liefst binnen.
Dan ga je op je knieën liggen.
vlak bij de opening van het huisje, en zingt: 'Slak, slak, kom eens uit je huisje!'
Eerst komt er niets, en kun je wel een half uur zingen;
want een slak is een langzaam dier.
En dan eindelijk dan komt ze.
Langzaam, oh zoo langzaam,
en naar alle kanten in den blinde rond tastend, glijdt zij den drempel over;
Soms gaat een van de horentjes op haar hoofd al een eindje omhoog staan,
nu 't een, dan 't andere.
En eindelijk rolt zij ze beide in volle lengte omhoog:
zij loopen spits toe, met op het eind een bolletje.
Dat is haar oog. Daar kijkt zij nu mee.
Je denkt: zou ze me zien?
Je zwaait met je arm, je steekt je tong uit,
je kijkt dreigend met groote oogen; maar dat ziet ze blijkbaar niet.
Maar nu moet je eens - al is het nog zo voorzichtig -
met den top van je vinger op een van de horentjes tikken... rts!
snel rolt zij haar oog naar binnen;
het ander blijft staan, besluiteloos rondzwaaiend.
Daar geef je ook een tikje op: weg is 't.
En daar komen ze al weer terug! Wat een heerlijkheid!
Maar je moet 't niet te veel doen,
Want dan pakt zij haar oogen kwaad in en gaat zelf ook naar binnen.
Een slak loopt niet. Een slak kruipt ook niet, als een rups.
Een slak glijdt, gestadig aan voorwaarts,
zonder dat zij pooten heeft, geheel vanzelf.
Van achter loopt zij in een puntje uit.
En achter dat puntje laat zij een zilveren streep achte.
om den weg later weer terug te vinden.
Men moet medelijden hebben met een slak.
Nooit eens hollen, nooit eens krijgertje spelen!
Want hoe wil je krijgertje spelen,
as je in een heel uur van hier tot aan den bloempot komt?
En altijd dat zware huis op je rug
Je bent eigenlijk nooit eens echt buiten;
en je kunt ook nooit eens bij een ander logeeren.
Ik ben blij dat ik een jongetje ben.
(Godfried Bomans, Werken 1, Memoires van Pieter Bas: Kinderjaren, blz. 21)

 

Ik lag in mijn tuintje en sliep,
toen kwam er een engel, die riep:
'Neem me niet kwalijk, dat ik U stoor,
maar d'r kruipt 'n tuinslak in Uw oor.'

(John O'Mill, Noonday dreams, Puure piffle, blz. 38)

 

U weet wel: zo'n zachte, regenachtige
avond, vooral na een periode van
droogte. Je doet een brief op de bus. Je
loopt terug door de achtertuin, aarde-
donker. En opeens: krak! Het klinkt als
een pindadop, het is een huisjesslak.
(Koos van Zomeren, Winter, blz. 11)

Slangen

Een slang baart altijd een slang.
(Bertus Aafjes, Morgen bloeien de abrikozen, Een slang baart altijd een slang, blz. 80)

 

Dit opgerolde kwaad, meetlint van zonden,
Ligt schuldeloos te slapen bij de ruit.
Rondom hem liggen lappen oude huid.
Wie zoveel zont, vervelt ook onomwonden.
(Patty Scholten, De ratelslang (fragm.), Ongekuste kikkers, blz. 9)

Slapen

Gut ist der Schlaf, der Tod ist besser - freilich
Das beste wäre, nie geboren sein.

Slapen is goed, dood zijn is beter - maar
Het beste is toch nooit geboren worden.

(Heinrich Heine, Morphine (fragm.), vert. Peter Verstegen,
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, blz. 26/27)

"Het is wonderlijk gesteld," prevelde hij.
"Ik ben vijf uren ouder geworden zonder geleefd te hebben.
Dat is een onthutsende gedachte!
Maar al heb ik niet geleefd - ik voel me toch een stuk beter.
Ach ja, de slaap is de voedster der natuur."
(Marten Toonder, Koning Hollewijn zoekt een iemand, blz. 88)

 

 

Sinds mijn jeugd is slapeloosheid steeds een trouwe metgezel geweest,
en de boeken die ik tot nu toe in de kleine uurtjes heb gelezen,
vullen gemakkelijk een heke wand.
(J. Rentes de Carvalho, Tussenjaar, blz. 170)

 

Zo lag hij daar, met zijn hoofd onder zijn kussen, de hele nacht.
Hij wilde niets liever dan slapen.
Als hij iemand bij zijn knieën had moeten pakken
en had moeten smeken om hem te laten slapen,
dan had hij hem bij zijn knieën gepakt en gesmeekt.
Maar er was niemand. Hij was alleen en hij sliep niet.
(Toon Tellegen, De genezing van de krekel, blz. 15)

 

Slaap is een teken van overgave,
van vetrrouwen, van mij zal niets gebeuren.
En winterslaap is dat teken in de overtreffende trap.
(Koos van Zomeren, Winter, blz. 84)

Slavernij

De afschaffing van de slavernij werd in Guadeloupe plechtig afgekondigd.
... Op het moment dat de gouverneur de gelijkheid afkondigde
van het blanke ras, het gekleurde ras en het zwarte ras,
bevonden zich op het podium slechts drie mannen,
die samen om zo te zeggen de drie rassen vertegenwoordigden:
een blanke, de gouverneur;
een mulat die de parasol boven zijn hoofd hield;
en een neger die zijn hoed voor hem droeg.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 176, 19 mei 1848)

Slechtheid

Het is slecht om de slechtheid van de ander niet te willen zien.
Het leidt tot groter of kleiner misbruik
en kan zich uitbreiden als een olievlek.
(Nicolien Mizee, Allesverpletterende, blz. 322)

Sleutels

Als hij 's avonds thuiskwam,
floot hij buiten op straat altijd een wijsje op zijn huissleutel.
Dan rende mijn moeder naar de voordeur om die voor hem open te doen.
Da's wel een heel bijzondere manier om je huissleutel te gebruiken om de voordeur open te krijgen.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 145)

 

Een sleutelbos van het vroegere wonen,
zo'n voorwerp is natuurlijk een ingrediënt voor een vanitas-schilderij,
een oefening in de kunst van het verliezen,
en een voorbereiding op de kunst van het heengaan.
(Nicolaas Matsier, Dicht bij huis, blz. 9)

Slijten

Slijt is iets van vroeger, tegenwoordig gaat alles kapot.
(Terzijde, VN 15-08-1998, blz. 16)

Slordigheid

Slordigheid heeft met grenzen te maken.
Nette mensen eerbiedigen grenzen, bewaken grenzen;
slordige mensen zien de grenzen niet altijd.
Het is duidelijk dat ik mijn heil wat betreft synthesen verwacht van slordige mensen.
Slordigheid leidt al of niet gedwongen tot creativiteit,
en creativiteit - het opvreten van wat vreemd is en omzetten tot wat eigen is -
is de metafoor voor leven.
(Dick Hillenius, Eilanden bestaan niet, blz. 72)

Sluwheid

Sluwheid: het substituut voor hersenen in een dwaas.
(Ambrose Bierce, The Devil's Dictionary, 1911,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 48)

Smaak

Over smaak valt niet te twisten.
Er wordt dan ook over niets zo getwist als over smaak.
Ieder gaat voor zijn eigen smaak op de degen,
want vrijwel een ieder vereenzelvigt zijn smaak met zijn ganse persoonlijkheid.
Gij bewondert iets van harte.
Maar hoe kunt gij zoiets mooi vinden! roept uw nabuur uit.
En onmiddellijk trekt ge de degen.
Niet om het voorwerp van uw bewondering te verdedigen maar om uzelf te verdedigen.
Gij zijt uitgedaagd tot een duel, een ouderwets duel, met dodelijke wapens.
Alleen is het geen lijfelijk duel maar een geestelijk duel
en de geest van de tegenstander valt nu eenmaal niet te doden.
moe van het duel zoekt ge een compromis en zegt:
Ik heb gelijk, gij hebt gelijk,
de kat heeft gelijk en de keukenmeid heeft gelijk,
want over smaak valt niet te twisten.
Zulks zegt ge nadat ge uren over smaak getwist hebt
en ge u alleen nog maar ongekwetst uit het strijdperk kunt terugtrekken
door ook uw tegenstander ongekwetst te laten heengaan.
(Bertus Aafjes, De Italiaanse postkoets, blz. 88,
Othello in de thermen van Garacalla)

Sneeuw

Een dun laagje poedersneeuw bedekte de kale boomkruinen langs de weg.
Het leek of God de wereld nog maar net had geschapen
en erover dubde of het wel goed gelukt was.
'Te wit,' hoorde ik Hem mompelen, 'het is te wit',
en Zijn Zoon zei: 'Dat wit kan weg, Vader, dat laten we gewoon smelten.'
'Jij hebt altijd goede ideeën, jongen,' zei de Vader.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 243)

 

De grond is wit, de nevel wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld.
(Jacqueline E. van der Waals, winterstilte (fragm.),
Ons poëtisch Nederland, blz. 81)

 

Alleen als de sneeuwvlokken uren en uren achtereen zwijgend waren neergezegen,
zodat de twijgen bogen onder het aangroeiende dons,
liep Johannes graag in de violette schemering van het sneeuwbeschaduwd bos.
Dat was stilte, maar geen dood.
En het was bijna schoner dan zomergroen,
als het blinkend wit der gekruiste takjes tegen de helderblauwe hemel afstak,
of als een te zwaar beladen struik het sneeuwloof van zich af liet glijden,
zodat het, tot een schitterend wolkje verstuivend, daalde.
(Frederik van Eeden, De kleine Johannes, blz. 61)

 

Te wit alles, vindt de kraai. Hij krast
bits tegen de kerstkaart die hem omringt.
Of zelfs geen kaart: leegte waarop zijn zwart
nu nog een stip is, maar begin
van schrift wordt bij de eerste vleugelslag.

(Willem van Toorn, In wit 4 (fragm.), De aardse republiek, blz. 12)

 

Deze nacht was de bol weer omgekeerd,
zodat het traag ging sneeuwen in het donker.
Als op de kast bij oma, waar hij stond in
de mooie kamer, als geheim beheerd.

(Willem van Toorn, In wit 5 (fragm.), De aardse republiek, blz. 13)

 

Vroeger viel de sneeuw anders dan vandaag.
Vandaag is sneeuw meestal iets hinderlijks. Een sneeuwpak is een lastpak.
Nauwelijks ligt de sneeuwen deken of men gaat hem te lijf met sneeuwruimers en dooimachines,
ploegt hem om tot een nare, grauwe slinkende brij.
Vroeger viel de sneeuw in volle aandacht,
grote vlokken daalden als plukken uit de wollige pels van een poolbeer,
de witte vederen uit een zwanevleugel.
De eerste sneeuw die liggen bleef genoot een bijna religieuze aandacht.
Ze was drager en symbool van het kerstfeest, van het snel verouderende jaar,
van sproken, van hoge verwachtingen maar ook van diepe angst en vrezen.
Ze was een onmisbaar ingrediënt in ons hopen en geloven, in onze dromen en verwachtingen.
Vandaag beklaagt men zich nog slechts over de sneeuw.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van weleer, blz. 130)

Zwanedons, duivedons, dons van de meeuwen:
Ziet het eens sneeuwen, eens sneeuwen, eens sneeuwen!
Bove' in de wolken, wat scheren, wat leven!
Daar zit de sneeuwwitte wever te weven.

(Margot Vos, De sneeuwwitte wever (fragm.), De windharp, blz. 66)

 

sneeuw maakt op mij weinig indruk
dat doen de vogels
kraaiepoten in de sneeuw

(Jan de Zanger, Signalen (fragm.), kraaiepoten, blz. 49)

 

De sneeuw heeft onze voetstappen niet nodig.
Ze verdwijnen vanzelf weer, en weldra is er niemand die er nog naar zoekt.
(Koos van Zomeren, Sneeuw van Hem, blz. 27)

 

Chioon, Grieks voor sneeuw.
Chionofiel, iemand die midden in de zomer langs de Veluwezoom wandelt en denkt:
wat zal het hier mooi zijn als er sneeuw ligt.
(Koos van Zomeren, Sneeuw van Hem, blz. 29)

 

En de sneeuw viel neder lijk kersebloesem
En de wegen werden wit;
En de stilte nam als een blanke vogel
D'aarde in bezit.

(Margot Vos, Sneeuw (fragm.), Intermezzo, blz. 35)

 

Van de winter
Krijg je een cadeautje.
Wat zeg ik?
Je krijgt een pak!

Op een morgen,
Helemaal onverwacht,
Valt het zacht
Koud op je dak.

(Bas Rompa, Cadeautje (fragm.), Binnenste buiten, blz. 28)

 

Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
maar sta al dertig jaren voor de klas,
en wat voor god ik ben doorgrond ik pas,
als 't sneeuwt en zij mij met hun ballen wachten.

(Jac. Van Hattum, Lachen mag van God, blz. 66)

 

Ik loop in den nacht en het sneeuwt,
De stad noch de straat ken ik meer;
De blankheid die alles bedekt
Verschrikt mij en ik blasphemeer
(Jan van Nijlen, Sneeuw (fragm.), De dauwtrapper, blz. 23)

 

Het sneeuwt, niet jachtig, eerder tastend
Alsof het wit naar zwarte plekken zoekt.
Maar heel het landschap ligt al volgeboekt.
De dag staat zwaarbepakt om te vertrekken.

(Adriaan Morriën, Sneeuw (fragm.), Kijken naar de wolken, blz. 19)

 

De sneeuw wervelde tussen de huizen en joeg naar de grond.
De witte vlokken drongen snel de modder in, alsof ze zich ingroeven.
(J.J. Voskuil, Martelaarschap, Dagboeken 1965-1975, 24-03-1966, blz. 35)

 

Een plotselinge sneeuwval. Het doet me denken aan de oorlog.
Niet vanwege de kou of ander ongemak,
maar vanwege de stilte die de stad dan kort in haar klauwen heeft.
(Jeroen Olyslaegers, Wil, blz. 9)

 

Allemaal pièces uniques, die sneeuwvlokken,
allemaal schoon wiskundig in elkaar gestoken werelden
die zomaar op mijn jas vallen en mijn muts.
(Jeroen Olyslaegers, Wil, blz. 9/10)

Snurken

Het onverklaarbare van snurken is:
hoe kan iemand slapen met zóveel gedonder aan zijn hoofd?
(Eric van der Steen , Alfabêtises , blz. 34)

Socialisme

Kort na God is ook het socialisme overleden.
(J.J. v. Galen, Willem Drees Wethouder van Nederland, Vooraf, blz. 10)

 

Er is het socialisme dat een eind maak aan armoede,
onwetendheid, prostitutie, belastingwetten, een wrekende justitie,
ongelijkheid die in tegenspraak is met het recht of met de natuur,
alle knellende banden, van het onontbindbare huwelijk tot de onherroepelijke straf.
Dát socialisme vernietigt de samenleving niet;
het geeft haar een ander gezicht.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 207/208, 1848)

 

Het socialisme is een reactionaire middenstandspartij geworden.
(Rudy Kousbroek, Mit brennender Sorge (uit Podium 1954!), in Voor de bijl, blz. 13)

 

Socialisten zijn mensen met gewetensbezwaren over het geld dat andere mensen verdienen.
Zodra ze zelf wat verdienen: niet alleen geen gewetensbezwaren,
maar ook nog niet eens tevreden.
(W.F. Hermans, Boze brieven van Bijkaart, blz. 23)

 

Socialisme is bruikbaar als tegenwicht, maar een ramp als overwicht.
(W.F. Hermans, Boze brieven van Bijkaart, blz. 375)

Sociologen

Van sociologen zegt men dat ze dingen onderzoeken die iedereen al weet
en het dan zo formuleren dat niemand het meer begrijpt.
(Anil Ramdas, grote geesten, Volkskrant, 17-05-1997)

Soldaten

Want het looden-soldaten-spel bezit deze eigenaardigheid
dat het afgeloopen is op het oogenblik, dat het eigenlijk beginnen moet.
als het excerceeren, het opstellen en het paradeeren voorbij is
en het gevecht een aanvang behoort te nemen,
is de aardigheid er af.
Ik heb later opgemerkt dat dit ook bij de andere soldaten het geval is.
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 59, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)

 

In de oorlog heeft men dikke, goed gevoede soldaten nodig,
met een maximum aan lef en een minimum aan hersens.
(Erasmus, Geciteerd door A. v.d. Glind, Erasmus, Europeaan, humanist, christen, blz. 12)

 

Helaas stroomt er bij de meeste soldaten meer heldenbloed UIT dan IN de aderen.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 20)

 

Want, zoals Frederik de Grote al wist,
'een soldaat moet banger zijn voor zijn eigen officieren dan voor de vijand.'
(Midas Dekkers, De baviaan en andere beesten, blz. 80, De legerhond)

 

Ten onrechte wordt gezegd dat het de plicht van een soldaat is om voor zijn land te sterven.
Het is zijn plich om voor zijn land te doden.
Als hij sterft doet hij z'n plicht niet.
(John A. Hobson, geciteerd door Armando, Krijgsgewoel, blz. 8)

Solidariteit

In veel gezinnen evenaarde de kindersterfte die in een nest koolmezen.
In dit licht krijgt solidariteit inderdaad een bijna dierlijke betekenis,
en met dierlijke is uiteraard niets negatiefs bedoeld, niet in dít boek.
Wie bereid is iedereen te helpen,
kan als het tij keert aanspraak maken op ieders hulp.
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 299/300, Bieten en modder)

Somber

Als je somber bent, dacht de krekel, ben je nog veel meer.
Wanhopig, treurig, verdrietig, bedroefd, eenzaam.
Somber sleept dat allemaal achter zich aan.
(Toon Tellegen, De genezing van de krekel, blz. 51)

Sorry

Wat een lelijk woord, sorry, lijkt op smurrie, ik beloof je het niet meer te gebruiken.
(Wim de Bie, De liefste van de buis, blz. 104)


Sparen

Zoals de meeste middenstanders van haar tijd geloofde mijn moeder in het sparen
en in de soliditeit van staatsfondsen.
Dat geld door toedoen van de staat aan koopkracht kon inboeten, was haar onbekend.
IJverig droeg zij haar spaarpenningen naar de staatskas en met verbazing vernam zij jaren nadien,
dat zij haar spaargeld even goed in het water had kunnen werpen
of, zoals zij zelf, in een zeldzame bevlieging van scepticisme, zei:
'In een offerblok der parochiekerk had kunnen steken,
want dan kon het nog iets opbrengen, hier of hiernamaals'.
(Marnix Gijsen, Klaaglied om Agnes, blz. 7/8)

Specialisten

Als de dood een mens niet te pakken kan krijgen,
stuurt hij een specialist.
(Cor de Back, Kentering, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 105)

 

Het is een eigenaardig verschijnsel
- wellicht voortspruitende uit een soort van traagheid die de moeite van 't zelf oordelen schuwt -
hoe licht men vertrouwen schenkt aan personen
die zich den schijn weten te geven van meerdere kennis,
zodra slechts die kennis kan geput wezen uit bronnen die niet voor ieder toegankelijk zijn.
De oorzaak ligt misschien hierin,
dat de eigenliefde minder gekwetst wordt door 't erkennen van zodanig overwicht,
dan 't geval wezen zou wanneer men van dezelfde hulpmiddelen had kunnen gebruik maken,
waardoor iets als wedijver ontstaan zou.
Het valt den Volksvertegenwoordiger gemakkelijker zijn gevoelen op te geven,
zodra 't bestreden wordt door iemand die geacht kan worden een juister oordeel te vellen dan het zijne,
wanneer slechts zulke veronderstelde meerdere juistheid
niet behoeft te worden toegeschreven aan persoonlijke meerderheid
- waarvan de erkenning moeilijker vallen zou -
doch alleen aan de bijzondere omstandigheden waarin zodanige tegenstander verkeerd heeft.
(Multatuli, Max Havelaar, blz. 208/209)

 

… The specialist has his function,
but, to him, we are merely banal examples of
what he knows all about…

… De specialist heeft zijn functie,
maar voor hem zijn wij enkel banale voorbeelden van wat hij
allemaal weet.

(Wystan Hugh Auden, Lines to Dr. Walter Birk on his retiring from general practice (fragm.),
vertaling Peter Verstegen, in Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren, 122/123)

Spelen

Als jongens met elkaar spelen gaat het om winnen of verliezen.
Bij de meisjes gaat het erom, wie het beste kan veinzen.
(Connie Palmen, De vriendschap, blz. 27)

Spelling

bij het spelle hoeve de mense geen n-ne meer te gebruike,
behalve midde in pannenkoeke.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 83)

 

De spellingveranderaars prutsen aan symptomen en niet aan oorzaken.
Het zijn visverkopers die denken dat mensen meer geld betalen voor zalm dan voor kabeljauw,
omdat zalm een rode kleur heeft, en die daarom de kabeljauw in rode inkt leggen.
Ze verwerven hun aanhang met bedrog.
(W.F. Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud, blz. 163, Kabeljauw in rode inkt)

 

Deel uit te maken van een taalgebied, een cultuur, waar de dollemannen zoveel in te brengen hebben,
dat ze erin slagen om de vijftien jaar nieuwe dolle denkbeelden door te drijven,
geeft te denken en deze gedachten zijn niet van de vrolijkste aard.
(W.F. Hermans, Houten leeuwen en leeuwen van goud, blz. 129, De spelling van verspilling)

 

Alle zogenaamde spellingverbeteringen van deze aard worden niet bedacht voor schrijvers,
maar voor domme leerlingen die zich een drugsverslaving zitten te vervelen op de MAVO,
en zich in hun latere leven zullen beperken tot zwetsen en telefoneren.
(W.F. Hermans, Malle Hugo, blz. 83)

 

De spellingvernieuwing is aan mij niet besteed.
Spellingvernieling lijkt me hier meer op z'n plaats.
Het is het werk van een met religieus fanatisme opererende lobby
van van-de-pot-gerukte, christelijke dorpsonderwijzers,
die zich sinds jaar en dag beijvert om onze moedertaal van haar fijne nuances te ontdoen.
(Jules Deelder, De T van Vondel, blz. 7)

Spiegel

Spiegeltje, spiegeltje...

hoe ik mijn haar ook kam, bij kaars- of neon-licht:
wat er ontstaat is nooit een eigentijds gezicht.
(Lévi Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 38)


Je ziet er vandaag weer dom uit, zegt de spiegel,
maar als ik de straat op loopt kijkt niemand daarvan op.
Men is aan mij gewend.
(Bergman, De tijd te lijf, blz. 188)

 

Wanneer ik mijn tanden poets zet ik altijd eerst mijn bril af,
dan word ik tenminste niet geconfronteerd met mijn eigen tronie in de spiegel.
(Mariët Meester, De eerste zonde, blz. 32)

 

Wie in een winkel voor een spiegel staat, bekijkt zichzelf.
Het is een heel andere ervaring dan thuis voor de spiegel staan, gek genoeg.
In een winkel is het net alsof je iemand anders in de spiegel ziet,
een schrale versie van jezelf, een teleurstellende versie,
de versie die de winkelier ziet, de versie die moet worden opgeknapt.
(Martin Bril, Wat een man nodig heeft, blz. 75)

Spijsvertering

Voltaire schreef dat het lot van een natie dikwijls heeft afgehangen
van de goede of slechte spijsvertering van haar eerste minister.
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 168)

Spinnen

Literatuur is mooi en Europa onvermijdelijk,
maar men dient er wel bij te drinken.
Liefst in een donkere kelder waar de cognac in tonnen ligt te verdampen -
als offer aan de engelen.
De alcohol kruipt daar onder je schedel
en de spinnen zijn er zo dronken dat ze geen behoorlijk rag kunnen maken.
(Adriaan van Dis, Stadsliefde, scènes in Parijs, blz. 224)

Spiraal

Vanuit de verkeerde richting gezien is een spiraal een cirkel.
Lijkt er geen beweging te zijn.
Vanuit elke andere plaats dan er pal boven of onder
is er duidelijk een richting en beweging zichtbaar.
(Bram Vermeulen, Het eeuwig jongenshart, blz. 189, 17-03-1991)

Spleen

Ek dra die swartgal in my bloedstroom rond;
daarom ontwaak ek traag en kom ek swaar orent.
Hoe word mens aan die bitter wakkerlange
smaak wat klewe in jou mond gewend?
(B.J. Toerien, Tirade 38/39, blz. 42)

Sport

Bij een volleybalwedstrijd heeft het weinig zin
de bal in de ploeg te houden.
(Koot & Bie, Bescheurkalender)

 

Proletariërs aller landen, verlenigt u.
(Marc de Bie, Sport en bondig, 1973, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 107)

 

Van mijn moeder mocht ik niet slaan of schoppen.
Boksen, voetbal, handbal en mandjebal vielen dus af.
Hockey gaat nog wel omdat schoppen bij die tak van sport verboden is,
maar het gaat te snel.
Je kunt dat gemene balletje nauwelijks zien en het vliegt toch harder dan een mens kan lopen,
dus wat heeft het voor nut er achter aan te hollen.
Daarbij wisselt het doel na de rust,
en daar heb ik ernstige ethische bezwaren tegen.
(J.P. Guépin, Vara TV-magazine, 28-2-1996)

 

Toen men Winston Churchill vroeg
hoe hij na een leven vol spanningen, alcohol en dikke sigaren zo oud had kunnen worden,
luidde zijn antwoord eenvoudigweg: "No sports."
(Willem Wilmink, Column 'Een goede conditie'
in Bonus (blad van Oostnederland zorgverzekeraar) febr.96, blz. 8)

 

De concurrentie wordt steeds feller
En de trainer wordt een kweller
Maar de Heere is mijn troef
En de rondjes gaan al sneller
Maar de Heer is mijn propeller
Ja, de Heere is mijn schroef
Om lauweren te oogsten
Zink ik neder in gebed...
En de Hand des Allerhoogsten
Geeft mij net
Die extra zet
(Jaap Bakker, De Hand des Allerhoogsten, 1988,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 250)

 

Nederland begint lelijk in de gaten te lopen de laatste tijd.
Op het gebied van het georganiseerd voordringen, de sport, kunnen wij nauwelijks mee
en ook op het gebied van de cultuur is het huilen met de pet op.
(J.H. Donner, Na mijn dood geschreven, blz. 187, Nederland, 4-10-1986)

 

Windsurfen, mountainbiken, skateboarden, hockey -
je kunt geen afwijking bedenken of er wordt wel een 'sport' omheen gebouwd.
Achteruitzwemmen zal net zo moeilijk zijn als achteruithardlopen
en de vlinderslag laat zich natuurlijk makkelijk met zaklopen vergelijken,
maar op de Olympische spelen hoort het allemaal niet thuis.
Net zomin als sporten die van een jury afhankelijk zijn
of sporters die zich voor de prestatie van hun paard laten belonen.
Natuurlijk is een vijfvoudige salto op de turnmat mooi om te zien,
net als een op muziek huppelend paard,
maar daar is het circus voor.
en om gratie en perfecte lichaamsbeheersing te bewonderen,
kun je een kaartje voor een balletvoorstelling kopen.
(Raymond de Vries, Zaklopen in Atlanta, HP/De Tijd, 09-08-1996, blz. 10)

 

… en daar zijn er heel wat onder die aandacht voor sport beschouwen
als een modderig begin van cultuur bij onderontwikkelden.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis, blz. 14, Sportief)

 

Sport wordt beoefend op grond van misverstanden die al meer dan een eeuw oud zijn,
afkomstig zijn uit de betere kringen
en in wat vulgaire vorm over de hele wereld zijn verspreid.
Het is allemaal begonnen op de Engelse kostscholen,
waar jongens wier vaders niet werkten,
een zo goed mogelijke vorming kregen om later ook niet te hoeven werken.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis, blz. 17, Erfenis)

 

Elk jaar loopt een half miljoen sporters letsel op.
Dat gehobbel in zo'n onsmakelijk pak, dat kan toch ook niet goed zijn, dat ziet een kind.
Kijk naar de chimpansees, die hebben genoeg aan de beweging die ze krijgen bij het voedselzoeken.
De rest van hun tijd zitten ze op hun krent, uren lang, lui en gezond.
(Midas Dekkers, Mens annex dier, blz. 64)

 

Sport diende, meende hij, om de leegheid van geest te verdoezelen en te compenseren,
en om de aangeboren mannelijke agressie die anders zou ontaarden in oorlog af te reageren.
Hij haatte het mannelijkheidsvertoon, het patriottisme, de heldenverering,
het gespeculeer, de valse verbroedering die de sport schiep.
(Tessa de Loo, Isabelle, blz. 11)

 

Ik heb altijd een afkeer gehad van hen die prat gaan op hun lichamelijke verrichtingen.
Bicepsblaffers en bedsteebluffers zijn verachtelijk.
Bovendien geloof ik hun verhalen niet.
De ervaring heeft mij geleerd dat praten altijd dient er vervanging van doen.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 39)

 

Sport
- het is een niet barmhartige waarheid, en er wordt vaak omheen gepraat, maar er is nu eenmaal niets aan te doen -
sport is voor imbecielen.
(Rudy Kousbroek, Anathrma's 3, blz. 9)

Spreekwoorden

Jong gemanipuleerd, oud gedaan....
(Alexander Pola, Mengvoer)

 

Hoge omes vangen veel winst.
(Alexander Pola, Mengvoer)

 

Wat gij niet wilt, dat u geschiedt,
vindt een ander vaak juist heerlijk.
(Alexander Pola, Mengvoer)

 

Na regen komt er weer een bui.
(Alexander Pola, Mengvoer)

 

Als ik een hooiberg zie,
heb ik altijd zin om er een speld in te gooien.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 248, 10-05-'78)

 

Een gegeven paard, dat men niet in de bek mag kijken,
kan men maar beter niet ontvangen.
(Henk Kooijman, Overdenkingen van een polderzwerver, aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 128)

 

Beter keer op keer de mond gebrand
dan een heel leven lang alleen maar hard geblazen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 201, 21-03-1978)

 

kind, spreekwoorden zeggen zelden waarheid
maar als ze dat doen zijn ze altijd omkeerbaar.
Je kunt ook zeggen: kleren maken de man niet
of kleren maken de vrouw of kleren breken de man af,
't is allemaal goed.
Trouwens alles wat er gezegd wordt
is altijd het antwoord op iemand die het omgekeerde gezegd heeft
en waarom zou die geen gelijk hebben!'
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 259, De dingen de baas)

 

Ja, de taal van Wessels kleine vaderland aan de zee was zeer rijk aan woorden, zegswijzen en rijmpjes
die nood en dood en alles wat misging op passende wijze bezongen.
(Gerard Reve, Het hijgend hert, blz. 22)

 

Onbekendheid met de bijbel kan merkwaardige gevolgen hebben
voor het vocabulaire van een vreemdeling in Nederland.
Zo ben ik pas toen ik de uitdrukking geschreven zag staan,
gestopt met het verwijzen naar de wet van 'meten en persen',
die in mijn ogen perfect de noodzaak illustreerde
van een koopmansland op een klein territorium.
(J. Rentes de Carvalho, Tussenjaar, blz. 272)

Spreken

Guizot en Dufaure verstonden inderdaad beiden,
hoe verschillend en hoe ongelijkwaardig ze ook waren,
de zeldzame kunst als staatsman te spreken, een groot spreker te zijn,
weinig benijdenswaardige eigenschap voor een oprecht gemoed,
maar misschien wel de nuttigste van alle;
een kunst die hierin bestaat
dat men kwesties ingewikkeld weet te maken door een serie ophelderingen.
Ze leggen de dingen zo goed uit dat men er niets meer van begrijpt.
Ze hebben een helderheid die alles versluiert.
Ze zijn zo duidelijk, zo scherpzinnig dat men elk ogenblik uitroept:
"volkomen waar! Volkomen terecht! Volkomen helder!"
Ze laten hun licht over iets schijnen,
en als ze hun licht goed hebben laten schijnen tast iedereen in het duister.
Een zeldzame eigenschap, ik herhaal het, en een trieste,
maar noodzakelijke in parlementen,
want die logge massa's laten zich veeleer leiden door de duisternis die men er verspreidt
dan door het inzicht dat men hen verschaft.
Wilt ge een volksvertegenwoordiger in de hand houden?
Lieg nergens over, bedrieg niemand,
dat is grof; maak alles verwarrend ingewikkeld.
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 202, 26 december 1848)

 

Vivien is een van de mensen die slechts de helft zeggen van wat ze denken,
en slechts voor de helft overnemen wat anderen denken,
die nooit helemaal vóór iets zijn en nooit helemaal tégen,
die ongeveer gelijkelijk bestaan uit ja en uit nee.
Dat zijn de mensen die slagen.
Door filosofen worden zij wijs verklaard; door politici gematigd genoemd;
door denkers middelmatig gevonden.
Welnu, zijn dat niet juist de drie voorwaarden voor geluk:
wijsheid, gematigdheid, middelmatigheid?
(Victor Hugo, Zelf gezien, blz. 204, Politieke portretten 1848)

 

Het gebruik van de traditionele Nederlandse zin,
beginnend met een hoofdletter en eindigend in een punt, was hem ten enen male vreemd.
In de duisternis van zijn gemompel
scharrelde hij als een mol van het ene woord naar het andere.
(Koos van Zomeren, Het requiem van Verdamme, blz. 5)

 

Wanneer men een jaar lang zwijgt, verleert men het zwetsen en leert het spreken.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 204, Een sprekersschool)

 

Toen bij de rondvraag na een vergadering
één van zijn kennissen wat heel lang van stof was,
zei Holst na afloop:
'Zijn spreken in het openbaar is voor mij een bewijs dat de eeuwigheid een begin heeft.'
(Clara Eggink over A. Roland Holst, in: Jeroen Brouwers, Zachtjes knetteren de letteren, blz. 96)

Sprookjes

Wat ik nog altijd eens een keer schrijven wil:
een bundel sprookjes.
Ik had er, zo'n twintig jaar geleden, toen ik het ook al wilde,
een aardige titel voor: Prinsessen zijn ook meisjes.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 267, 06-06-'78)

 

Laten we zacht zijn voor elkander kind
- wat zou er van sneeuwwitje geworden zijn zonder toevallig passerende necrofiel?
(Jan-Willem Overeem, Kentering, okt. 1974,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 134)

 

Het woord sprookje betekent: dat wat gesproken wordt.
En dus niet: dat wat niet waar is, dat wat aan kinderen wordt verteld.
Wij kijken neer op sprookjes. Maar er is een tijd geweest waarin sprookjes geloofd werden.
Mensen zeggen wel eens: het leven kan een sprookje zijn.
En dat klopt: als je ze gelooft zul je tot je grote verbazing en opluchting merken
dat je leven steeds meer in zo'n sprookje begint te veranderen.
Sprookjes, de oude verhalen, gaan over hoe het leven werkt.
(Willem de Ridder, Op de klapstoel, blz. 9/10)

 

Sprookjes zijn wreed,
het is gevaarlijk om aan de verkeerde kant van de vertellingen terecht te komen.
(Cees Nooteboom, Berlijnse notities, blz. 122)

Staat

Er is geen individu die niet zou worden gehouden voor misdadig,
indien hij zich veroorloofde wat de staat zich veroorlooft.
(Multatuli, Ideeën, eerste bundel, idee 326(ged.), blz. 227)

Staatshoofden

Nixon sprak de mannen op de maan toe.
Een historisch moment voor Nixon.
Staatshoofden zijn altijd op hun best als ze in de ruimte lullen.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 22-06-1969, blz. 30)

Stad (en land)

Hoewel hij aan de stad het land had
Bewoonde hij een fluttig flatje
In het drukke hart van Hollands randstad
Ter wille van een vaste baan
(Jules de Corte, Het feest dat nooit gevierd werd (ged.),
1963, Jacques Klöters Kick van der Veer,
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen, blz.77)

 

De stad kun je leren, het platteland moet je leven.
Na enkele maanden heeft een jongemann van buiten alles door, wat de stad te bieden heeft.
Maar het duurt jaren voor iemand uit de stad zich heeft ingeleefd op het platteland.
En dan moet hij nog van goede wille zijn, anders blijft hij eeuwig een buitenstaander.
(Aar van de Werfhorst, geïnterviewd door Clare Lennart, Op schrijversvoeten door Nederland, blz. 40)

 

Tegen zessen terug in de stad.
Mensen. Dat zuipen & vreten.
Die parasieteneconomie.
Dat gevecht tussen de steden
om de gunsten (het geld) van nietsnutten.
(Koos van Zomeren, Nog in morgens gemeten, blz. 146)

Markten en kerkhoven,
verzamelplaatsen van levenden en doden -
daar leer je een stad kennen.
(Cees Nooteboom, Waar je gevallen bent, blijf je, blz. 85)

Staken

Bij een staking van de PTT
hoeft er niet gepost te worden.
(Wim Meyles, Spelen met woorden, blz. 102)

Standpunt

Geen standpunt is ook een standpunt.
(Wim Kan, Soms denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 16)

 

Dat is een standpunt,
een weinig steekhoudend standpunt,
maar een standpunt.
(J.H. Donner, Na mijn dood geschreven, blz. 276,
Het probleem van het kanariepietje, 18-7-1987)

Statistieken

Een statisticus waadde vol vertrouwen door een rivier,
die gemiddeld één meter diep was.
Hij verdronk.
(Godfried Bomans, Korte berichten)

Steenbok

De steenbokskeerkring is in feite
een snelverkeerkring voor steengeiten
(Kees Stip in: Herman Pleij, ea., Wat een taal, De dagen, blz. 7, Steenbok)

Stemmingen

Hoe je stemming is weet je pas op het moment dat je alleen bent,
na in gezelschap te zijn geweest, en zelfs dan niet eens altijd.
Een stemming moet rijpen, zichzelf bevestigen en verdiepen.
En bovendien moet je stemming om als stemming op te vallen
contrasteren met de stemming van anderen.
(Maarten 't Hart, Laatste zomernacht, blz. 55)

Stenen

In sommige gebieden strekten de moordpartijen zich uit tot gewone landeigenaren,
die 'stenen' werden genoemd - obstakels op de weg van de revolutie.
Het beleid ten aanzien van de 'stenen' luidde:
'in geval van twijfel doden'.
(Jung Chang, Wilde zwanen, blz. 160)

Sterren

Ik kijk omhoog. Er zijn sterren. Ze flikkeren als de restanten verkoold hout in een vuur dat bijna is gedoofd.
(Pauline Slot, Tegenpool, blz. 38)

Sterven

Het is nu ruim dertig jaar geleden, maar ik zal het mijn vader nooit vergeven.
Helaas kan ik het hem ook niet meer vergeven.
Hij is, zoals hij zelf zo vaak vergenoegd over anderen verkondigde,
door de grote Voddenman weggeraapt.
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 105)

 

Een fatsoenlijk mens sterft als een kat – in stilte.
Hij trekt de dekens over zijn hoofd, blaast zijn laatste adem uit
en laat de rest aan God over.
(Koos van Zomeren, Het requiem van Verdamme, blz. 32)

 

Sterven zonder nageslacht is al een dubbel sterven,
maar een wereld achterlaten waarin je taal wordt uitgeroeid is het bitterste van alles.
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 440, Uitvaart)

 

Als ik naar een examen moest gaan was ik altijd ongelooflijk zenuwachtig (et pour cause).
Maar als eenmaal de deur zich achter mij sloot was ik volmaakt, bijna onnatuurlijk kalm.
Ik heb altijd zoo'n hoop, dat het sterven ook zooiets zal zijn:
eerst die angst en dan, precies op het juiste oogenblik, die stilte.
(J.C. Bloem, aphorismen XXXVII)

 

Ik heb mijn eigen ouders heen zien gaan,
heb anderen de laatste dienst gedaan.
Maar vraag mij niet hoe het is toegedaan:
sterven is iets waarover men niet spreekt.

(Ida Gerhardt, Over de eerbied II (fragment), Het sterreschip, blz. 13)

 

Ik was zo'n man die een wenkbrauw optrok als mensen van een jong sterfgeval zeiden: dertig, dat is te vroeg.
Te vroeg? zou ik dan antwoorden: is negentig dan te laat?
Het leven is toeval en als de een vroeg sterft en de ander laat, dan komt het gemiddelde uit op onze levensverwachting.
Sterven op je dertigste is niet te vroeg, dat is pech.
Het is niet tragisch, het is toevallig de verkeerde kant van de statistische balans.
(Marcel Möring, Het beloofde leven, blz. 22)

 

Soms sterft de mensch aan het leven,
nog eer hij gestorven is aan den tijd.
(F. Bordewijk, De korenharp, blz. 33)

 

De schoonheid en wijsheid van ons laatste beetje krachten voor het sterven,
wordt bepaald door het feit dat ze onaantastbaar zijn
omdat niemand, ook de stervende niet, er over kan beschikken.
Ze doen voor de stervende het laatste werk - wat dat dan ook moge zijn en betekenen.
(Steven Membrecht, De zwakke partij, blz. 43)

 

Na je sterven sterf je uit; zolang er nog herinnering is, is er leven;
als je in de laatste geest die je gekend heeft, verstuift, ben je er niet meer en ben je er ook nooit geweest.
Dan is echt de eeuwigheid begonnen.
Iedereen loopt met een steeds kleiner wordend kerkhof rond,
beelden worden steeds vager totdat ze in het geheel niet meer scherp te krijgen zijn.
En op het moment van je dood wordt in elk geval dat kleine kerkhof geruimd.
Het ergste van de dood is dat je zoveel mensen meeneemt in je graf.
(Kees Fens, Dat ben ik toevallig, blz. 40)

 

Als iemand sterft moet zijn geboortehuis worden afgebroken.
Dacht ik in 1952, lopend in de Van Baerlestraat,
waar mijn grootvader net gestorven was.
Het leek mij een natuurlijke, vanzelfsprekende gedachte,
maar ik heb haar nooit bij iemand aangetroffen.
(A.L. Snijders, Bordeaux met ijs, blz. 77)

 

Hoe noem je een bezoek dat je aflegt naar aanleiding van een overlijden?
Het tegenovergestelde van een kraamvisite.
Je hebt kraambed en sterfbed, dus misschien ook sterfvisite.
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 24, 26 oktober)

 

Sterven is een tantaluskwelling:
de beloofde rust lokt en lonkt aan de overlant van het graf,
en wenkt en wenkt ... maar dan gaat alles op zwart.
Er is geen hangmat aan gene zijde.
(A.F.Th. van der Heijden, Mooi doodliggen, blz. 174)

Stilte

Stilte om je heen is alleen maar zo vredig
met zijn beiden. Alleen is het doods.
(Kadé Bruin, Uitsmijters van scharreleieren, blz. 9)

 

Hoe diep je ook
In het bos gaat
Je hoort een vliegtuig of een trein
Dan weet je ook
Wat het betekent
Dat het nooit meer stil zal zijn

Stilte die je al verbreekt
Door er iets van te zeggen
(Freek de Jonge, Iets rijmt op niets, blz. 266, Stilte)

 

De componist Cage zegt:
stilte bestaat niet
want je hoort altijd
het ruisen van je eigen bloed.

(Hans Andreus, Cage (fragm.), Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten deel II, blz. 44)

 

stilte op aarde
in mensen geen behagen

(Jan de Zanger, Jotunheimen (fragm.), kraaiepoten, blz. 11)

 

De stilte is een harmonie waarin de geluiden zonder verloren te gaan elkaar volledig opheffen.
(J. Greshoff, 444 aforismen, blz. 98)


Rondom ons sloot de eenzaamheid. Alleen
Een rauwe bergbeek, buldrend in ’t ravijn,
Bekende nors de sombre heerschappij
Der stilte, ontzagwekkend als de dood.
(Geerten Gossaert, Helena in Ægypte (fragm.), Experimenten, blz. 35)

 

Stilte is het verschil tussen
niks zeggen, en alles al gezegd hebben.
Tussen gewone stilte, en de stilte
na de laatste regel van een gedicht
over de stilte.

(Herman de Coninck, Luxe is het verschil tussen (fragm.), Tirade234, blz.157)

 

De toegang tot de stilte wordt ons ontzegd.
Of nauwkeuriger gezegd, de toegang tot de geluiden die vroeger de stilte illustreerden.
(Geert van Istendael, Alle uitbarstingen, blz. 37)

 

De stilte bestaat niet.
Wat wij stilte noemen is moeder natuur die een dagje vrijaf neemt.
Wij horen haar adem in de boomtoppen,
Krakende takken, tierelierende vogels, zoemende insecten,
een oase van rust die wij bang voor onszelf betreden
(Bergman, Nagelaten werk, blz. 285)

 

En verder niets dan stilte,
zo intens, dat men niet weet,
of men er wel bij kan blijven staan;
intense stilte noopt tot zitten.
(Menno ter Braak, Reinaert op reis, blz. 32)

 

Er wordt over stilte heel wat gebazeld
door luidruchtige mensen.
(Menno ter Braak, Reinaert op reis, blz. 32)

 

Er klonken stemmen. Maar de stilte was sterker.
Dit was een stilte die dieper ging dan alleen maar de afwezigheid van geluid.
Dit was zo'n stilte die je voorzichtig tusse duim en wijsvinger kon nemen
en dan zou aanvoelen als zijde.
(Koos van Zomeren, Rondom Staal, blz. 102)

 

Hetgeen wij stilte noemen is geen stilte
maar het spelen van een uiterst geraffineerd bovennatuurlijk orkest.
(Gust Gils, Berichten om bestwil, blz. 13)

Storm

Als er een zware storm door het bos is gegaan,
zie je vaak dat in het hart ervan de meeste bomen zijn omgeaaid.
Je denkt: die aan de buitenkant, die hebben toch de volle mep gekregen -
maar die blijken veel beter te zijn geworteld.
(Rienk-Jan Bijlsma, geciteerd door Koos van Zomeren, Het bomenboek, blz. 17)

 

's Avonds toch maar even naar buiten met de hond.
Het stormde nog steeds enorm.
Zinloos geweld, heel intimiderend.
Bomen hebben dan iets van galeislaven
die op een zinkend schip aan hun ketenen rukken.
(Koos van Zomeren, Het bomenboek, blz. 47)

Straat

Waartoe dient de straat? Voor het gerief en het gemak van de wandelaar.
De kortste weg over een kruispunt is de diagonaal.
Probeer het maar, ik kom u in het ziekenhuis bezoeken.
(Richard Minne, geciteerd door Geert van Istendael, Alle uitbarstingen, blz. 34)

Strafport

De "katterige stemming" waarin gij, naar gij zelf op 2 Oktober jl. schriftelijk hebt meegedeeld,
uw missive geconcipieerd hebt, deelde zich ook aan de postbode mede,
die op enigszins geprikkelde toon de somma van twintig cents eiste,
daar gij verzuimd had de omslag van uw schrijven met de beeltenis van Hare Majesteit te sieren.
(Godfried Bomans, Brieven van Godfried Bomans, blz. 55, Haarlem, 3 Oktober 1956.)

Strand

Ga maar fijn met vader zwemmen
Gehoorzaam ging ik met hem mee
Ergens diep de hoop nog koesterend
Dat hij te ver zou gaan in zee
Dat deed hij niet ik had het kunnen weten
Daar is hij veel te schijterig voor
Hij liep tot aan zijn enkels in het water
En riep toen heel sportief ik ben erdoor
(Freek de Jonge, Iets rijmt op niets, blz. 176, Ik voel me eenzaam op de camping (fragm.))

Een kwal werkt beter dan een kuil.
Het best gaat het met een emmer vol kwallen.
Baken het zand om je heen af met kwallen en elk stuk strand wordt een privé-strand.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 43, De kwal)

 

Devies van een badplaats:
pluk de dagjesmens.
(Jan G. Elburg, toch nog een morsig schip
- opgeruimde kanttekeningen, Maatstaf maart 1973, blz. 766)

 

Mijn vader ontroerde mij ooit door iets heel eenvoudigs.
Samen met moeder bezocht hij ons gezin op een prachtige dag aan het strand.
Op een gegeven moment zei ik tegen hem: 'Man, doe je bloes uit.'
En toen legde hij heel simpel uit
dat er een dag in je leven komt en dan doe je dat niet meer.
En hij had die leeftijd bereikt.
'Wie trekt die grens?' vroeg ik.
'Die trek je zelf,' zei mijn moeder en glimlachte wijs.
(Youp van 't Hek, Fax, blz. 36, Fax aan bloot Nederland)

 

Ik hoorde een Vlaamse vader op het strand tegen zijn vrouw zeggen:
'Ik ga een kuil voor de kinderen graven.'
En dat klinkt zeker in dat land heel erg luguber.
(Youp van 't Hek, Fax, blz. 37, Fax aan bloot Nederland)

 

Voor wij het weten heeft het duinpad
ons door dun helm
de onbegroeide vlakte ingeleid.
Niets dat meer naar ons haakt,
Braam noch brem.

Zee voegt zich aan het land,
Lucht schikt zich in de zee.

Maar waar wij wandelen
Is nog geen zinsverband.

(Ed Leeflang, Bezoek aan het vrachtschip, blz. 18)

Stropdassen

Buiten dacht ik aan wat Hillenius had geschreven.
De stropdas is een overblijfsel uit de tijd van de invallen van de Denen en de Noormannen.
Door die invallers werden alle mannen ertoe verplicht een stropdas te dragen
zodat ze direkt konden worden opgeknoopt als het nodig bleek.
(Maarten 't Hart, De kroongetuige, blz. 42/43)

 

Vermunt, een dertiger met de buik van een vijftiger,
droeg een stropdas die Corneille moet hebben beschilderd toen hij stomdronken was.
(Wim de Bie, De liefste van de buis, blz. 28)

 

Stropdassen heb ik lief.
Zij zijn van een hartverwarmende nutteloosheid
en geven mij een volmaakt irreëel gevoel van veiligheid.
(Bergman, De tijd te lijf, blz. 118)

Studie

Hoe geleerder hoe verkeerder.
(Mensje van Keulen, Engelbert, blz. 170)

 

Ziende dat de studie wel iets voor mij was, maar ik niet voor de studie,
heb ik er in mijn jeugdige overmoed de brui aan gegeven
en ben ik als vagebond van taveerne naar taveerne getrokken.
(Gerrit Komrij, De buitenkant, blz. 162)

 

Je hebt ook nog studentikoze figuren die nooit hebben gestudeerd.
Dat zijn de allerergsten.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 92, 23-12-1977)

 

Het was de Latijnsche School.
Sla slechts ten bewijze hiervan uwe oogen opwaarts naar den driehoekigen gevel
en de gulden letters daarin aangebracht:
Quam dilectatem ex studio capimus!
(Welk een behagen scheppen wij in de studie!)
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 89, Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas)

 

O, meent ge, studie schaadt niet, studie is nodig,
zonder studie ware er niets goeds voorttebrengen…toegestaan!
Maar met studie ook niet.
Zonder studie zyt ge slordig en dom.
Met studie, gemaakt en toneelachtig.
(Multatuli, Ideeën Tweede bundel, blz. 310, idee 527 (ged.))

Subsidie

Subsidie is kunstmest.
(Wim Kan, Soms denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 40)

Succes

Succes is een taart waarvan iedereen mee wil eten.
Maar als-ie op is zie je niemand meer...
(Wim Kan, Soms denk ik wel eens bij mezelf..., blz. 13)

 

Succes is mooi,
maar voor je eigen bestwil kan het beter beperkt blijven.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1977-1985, blz. 491(ged.), 22-6-1985)

 

De dichters zijn jaloers op mij.
Daarom heb ik het ver gebracht.
Maar wat heb ik dan ver gebracht?
En wat waarheen?

(Leonard Nolens, Zelfportret van Hugo Claus 65 (4) fragm.,
in De 100 beste gedichten van 1996, blz. 85)

Supermarkt

Mevrouw in de supermarkt:
Hebt u dat nou ook, dat je in zo'n supermarkt staat
en dat je opeens moet denken:
en dit moet allemaal nog poep worden?
(Fons Jansen, Wat ik zeggen wilde, blz. 278)

Supporters

Supporters zijn van een club. Ik heb het altijd al iets gevonden voor wilsonbekwame gekken.
Als ik aan een supporter denk, zie ik een volwassen man
met een rood-wittr trui juichend zijn kom soep door de kamer schudden,
als zijn club in de laatste minuut door een ten onrechte gegeven strafschop wint.
Een supporter wil ergens bij horen omdat hij zelf niets kan.
(Nico Dijkshoorn, Appelleren, blz. 151)

 

Een kampioenschap is iets geworden waar dolende zielen een jaar kwijlend naar uitkijken.
Dat hele kloteleven van ze, die fucking hypotheek,
die mislukte vakantie en die drie rotkinderen van ze;
het is allemaal voor even vergeten als jun club met een punt verschil kampioen wordt.
Klein geluk in kleine hoofden.
(Nico Dijkshoorn, Appelleren, blz. 152)

Symbolen

Als u een zin met gegniffel wilt afsluiten om aan te geven dat de zin humoristisch bedoeld is,
kunt u dat doen door er een dubbele punt, een streepje en een haakje achter te zetten.
Dit samengestelde symbool, :-), lijkt op de gekantelde voorstelling van een lachend gezicht.
U kunt bijvoorbeeld schrijven:
"Ik weet niet zeker of dat wel zo'n goed idee is:-)"
- en het lachende gezicht moet aangeven dat uw woorden goed bedoeld zijn.
Door het tegengestelde haakje te gebruiken wordt de glimlach een frons, :-(
een uitdrukking van teleurstelling.
Deze 'emoticons', die achterneefjes zijn van het uitroepteken.......
(Bill Gates, De weg die voor ons ligt, blz. 160)

 

Ik keek naar de vloer, die glinsterde in het lamplicht, en een afschuwelijke waarheid drong tot me door:
een kapotgemaakt symbool was een nieuw symbool.
(Benno Barnard, Ik herinner mij, blz. 11)

Terug naar de eerste pagina /homepage
Citaten zoeken op trefwoord
Overzicht van trefwoorden
Citaten zoeken op auteur
Overzicht van auteurs
Overzicht van bibliografieën
Andere interessante internet-bladzijden

 

 


 

 

Vanaf 17-10-1998

 

 


 

 

©2024 Mats Beek, Veenendaal

Schrijf Webmaster