Voor tweedehands boeken

Ook van deze schrijvers

Raban Internet Antiquariaat

Klik hier !

Zachtheid

O, die vervloekte strijd tegen m'n eigen zachtheid.
Doet de natuur dat? Zij gaat flink haar weg, en verplet wat tegenstreeft.
Mag ik mijn ploeg terughouden omdat er welligt hier en daar een worm wordt doorgesneden?
Is 't geen lafheid?
En is 't billijk dat ik, mijzelf niet sparend, sentimenteel ben voor anderen?
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 235, Brieven aan Mimi, 20 Maart 1863)

Zak

'Een zak behandel je als een zak,
maar je zegt hem niet dat hij een zak is.
Dat is hij niet waard.'
(J.J. Voskuil, Bijna een man. Dagboeken 1939-1955, 08-01-1955, blz. 572)

Zakdoek

Een zakdoek die druk in gebruik was tijdens een verkoudheidsperiode kon,
als opgedroogde prop voor de dag gehaald en met een zekere wellust losgetrokken
(wat plakte al dat snot toch goed!) een prachtig geluid maken,
enigszins te vergelijken misschien met dat van een ritssluitinkje, of een klitteband.
(Nicolaas Matsier, Dicht bij huis, blz. 184)

Zeden

Zedelijkheid is niets anders (dus met name: niet meer!) dan gehoorzaamheid jegens zeden,
van welke aard deze ook mogen zijn;
zeden echter zijn de traditionele wijze van handelen en waarderen.
In zaken, waarin geen traditie de scepter zwaait, bestaat geen zedelijkheid;
en hoe minder het leven door traditie bepaald wordt,
des te kleiner wordt de kring der zedelijkheid.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 18, Het begrip zedelijkheid der zede)

Zee

Zoals meer ontwikkelde lezertjes zullen weten,
is de zee een uitgezochte stortplaats voor olie en andere vloeibare resten.
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten uit de verhalen van Marten Toonder, blz. 47)

 

Seamulatie
Ze zijn nu zó ver in het nabootsen van Zwemmen in Zee,
dat er morgen in Zandvoort een Golfslagzoutwaterbad met Kwallen wordt geopend.
(Koot & Bie, Het groot bescheurboek, blz. 111, 1979)

 

Hij loog niet, hij liegt trouwens nooit,
hij gaat altijd recht door zee
(maar hij verandert wel eens van zee).
(Dr. Marc Galle, Voor wie haar soms geweld aandoet, deel 2, blz. 27)

 

Nu ik het toch over de zee heb,
kan ik meteen wel zeggen, dat die ons volkskarakter bepaald heeft.
Men kan hieruit vermoeden, dat wij mensen zijn met verre blik, ruime losse zeden en brede opvattingen.
Dit is echter niet het geval.
De zee heeft ons wel gevormd, maar op een gehee1 andere manier dan men verwachten zou.
Hij is namelijk niet onze vriend, Hij is onze doodsvijand.
En zo zijn wij zijn tegendeel geworden, zijn antipode en zijn negatieve afdruk.
Als je alles bij elkaar op zou tellen wat de zee niet is,
dan zou je een Nederlander krijgen.
(Godfried Bomans, Van de hak op de tak, blz. 28,
Wat is een Nederlander, Causerie, gehouden voor Duitse studenten in München)

 

Ik behoor zelf tot die eeuwige ontevredenen,
waarvan de aarde er altijd eenigen op de honderd baren zal.
En ik heb mij dikwijls afgevraagd:
waarom is de zee het eigenlijke tehuis voor die ongelukkigen?
is het omdat de zee geen grenzen, geen vorm,
en geen omvang heeft,
maar enkel een wijde belofte is, open naar alle windstreken?
(Godfried Bomans, Werken I, blz. 419, Slavenroman)

De zee kun je horen
met je handen voor je oren,
in een kokkel,
in een mosterdpotje,
of aan zee.

(Judith Herzberg, De zee, Doen en laten, blz. 65)

 

De zee. Als ze niet saai is, is ze luidruchtig.
In beide gevallen is ze gevaarlijk.
Het enige goede aan de zee is dat ze geen grote bevolkingsaantallen kan dragen.
(Ethel Portnoy, Gemengde gevoelens, blz. 12)

 

Ik ben als de zee: in mij kan het koken
En zieden en schuimen van razernij.
Als de golven botsen op harde knoken,
Op riffen van onrecht, verhef ik mij.

(Margot Vos, Gemeenschap (fragm.), De windharp, blz. 43)

 

'De zee', zo sprak mijn sterk doorgroefde buurman
'De zee, dat is een machtig fenomeen.. .'
Ik zag hoe hij, verzonken in gedachten
Zijn pijp uitklopte op zijn houten been

(Drs. P, De zee (fragm.), O, reisgenoten op dit narrenschip, blz. 49)

 

De zee is in rust en de wind uit het zuien, bij 't dagen des zomerschen morgens verstild,
Is melodieus van het diepe gemurmel,
Dat haar evene reven
Doortrilt.

(Geerten Gossaert, Zwemmende (fragm.), Experimenten, blz. 7)

 

Ik haat de zee. Vandaag tenminste.
Op andere momenten vind ik haar alleen maar vervelend.
Grijs, opaak, onrustig, altijd dat bruisen van de branding,
altijd waaien en dan dat zand, waardoor je niet prettig kunt lopen
en zelfs niet prettig kunt zitten.
Een slijmerig monster, onvoorspelbaar, sluimerend en tegelijk klaarwakker,
het tegendeel van alles wat mij aantrekt.
(J. Rentes de Carvalho, Tussenjaar, blz. 284)

Zeesterren

Zeesterren houden zich altijd zo stevig aan de rotsen vast
dat wanneer ik er een probeer te pakken
het lijkt alsof je een pleister lostrekt.
(Jaap Robben, Birk, blz. 78)

Zeldzaamheid

Ik zeg alleen maar: een mens moet zuinig zijn met zijn goede daden.
Hoe zeldzamer ze zijn hoe beter ze om zo te zeggen smaken.
Het is er mee als met de komkommers.
De eerste van het seizoen zijn zeer gezocht bij de rijken.
Maar de laatste gooit men voor de ezels.
(Bertus Aafjes, Morgen bloeien de abrikozen, Vaarwel Enkari, blz. 185)

Er is nog iets dat niemand in de gaten schijnt te hebben:
als mosselen zeldzaam en dus duur en oesters talrijk en dus goedkoop waren,
dan zoude iedereen bij een chic diner rauwe mosselen geserveerd willen zien
en de oester een vieze snotbel vinden,
slechts geschikt als voer voor langdurig werklozen.
Ziet u de betrekkelijkheid van veel dingen?
Men staat er niet bij stil, maar toch is het zo.
(Gerard Reve, Het boek van violet en dood, blz. 63)

Zelfbedrog

Zelfbedrog houdt de menselijke soort in stand.
Darwin zat ernaast.
Niet de sterkste overleeft,
maar degene die zichzelf het beste voor de gek kan houden.
(Arthur Japin, Zoals dat gaat met wonderen, blz. 60)

 

Zelfbedrog is een prettig overlevingsmechanisme, hele religies zijn er uit voortgekomen.
(Kees Klok, Oude dromen, blz. 34)

Zelfbevrediging

Zelfbevrediging: de triomf van de gedachte over de materie
(Theo Kars, Aantekeningen, Maatstaf, Febr./maart 1974, blz. 28)


Zelfkritiek

Zelfkritiek wil zeggen onszelf pogen te zien zoals wij anderen bekijken.
(Louis Hoyack, Gedachten en aphorismen, blz. 55)

Zelfmoord

Er was een man die dolgraag zelfmoord wilde plegen
Waarom dat wist ie niet, al zijn er reednen zat,
Ik weet er zo al uit mijn hoofd een stuk of negen
Al heb ik zelf die aandrang nooit zo sterk gehad.
(Guus Vleugel, De man die zelfmoord wilde plegen, 1972,
in: Jacques Klöters en Kick van der Veer,
Ik zou je het liefst in een doosje willen doen, blz. 95)

 

Mensen willen niet zozeer dood als wel niet meer verder leven.
(R. Nieuwenhuis, HP/De Tijd, 16-05-1997, Brieven, blz. 6, Citeert Ad Kerkhof)

 

Aan mijn gezicht moet te zien zijn geweest,
en aan mijn stem te horen, dat ik was aangeslagen.
ik zei: 'Misschien is het niet zo erg dat ze dood is.
Maar het is wel wreed dat ze het zelf heeft moeten doen.
De wanhoop die aan zoiets voorafgaat...
er zou eigenlijk een God moeten zijn die in zo'n geval zegt:
het is met jou een beetje uit de hand gelopen,
jij hebt genoeg doorgemaakt, kom jij maar bij mij.'
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 276, 02-10-87)

 

Iemand die zichzelf in de weg staat en dan maar zichzelf uit de weg ruimt,
iemand die omdat zijn levensrekening niet klopt maar pardoes een streep door de rekening haalt,
iemand die met een krachttoer het saldo in zijn boekhouding tot nul forceert,..
(Belcampo, Al zijn fantasieën, blz. 437, Eind goed al goed)

 

Wat dreef hem, die vanzelf wel dood geworden
Zou zijn, tot dezen noodelozen spoed
Om overhaast zich tot een reis te gorden,
Die iedereen ten slotte aanvaarden moet?

(J.C. Bloem, in: Willem Wilmink, In de keuken van de Muze, blz. 97)

 

Als deze trein eenmaal rijdt kan niets meer open.
De Japanner heeft iets met zelfmoord, vandaar veiligheid voor alles!
Kamikazepiloten droegen valhelmen.
(Freek de Jonge, Neerlands bloed, in: het beste uit rainbow, blz. 54)

 

Als de mensen werkelijk consequent zouden zijn, zouden ze de hand aan zichzelf slaan.
Gelukkig is de mens slechts voor een half procent menselijk en voor de andere negenennegentigeneenhalf procent dier.
Hij hangt aan het leven en daar doet hij goed aan.
Maar ik geloof niet dat er een mens op de wereld is die niet op een bepaald punt zegt: "We maken er een eind aan."
(Rosita Steenbeek, De laatste vrouw, blz. 149)

 

Toen het christendom nog oppermachtig was, mocht de zelfmoordenaar niet in gewijde aarde worden begraven.
Logisch: het christendom stelt de Hemel zo feestelijk voor en de Vader zo vol genade,
dat de zelfmoordenaar te vergelijken viel met een indringer
die, onder de schutting door gekropen, zonder kaartje de voetbalwedstrijd had willen zien.
(W.F. Hermans, Malle Hugo, blz. 163)

Elke filmster de zichzelf respecteert, tracht eens in haar leven zelfmoord te plegen.
Zo voorzichtig mogelijk, natuurlijk, want men moet daarna ook nog leven
(Louis Paul Boon, Boontjes 1966, 25/6, blz. 75)

 

Iemand, die zich van kant maakt om niet meer bang voor den dood te behoeven te zijn
- welk een onderwerp voor een verhaal of roman!
(J.C. Bloem, Aphorismen XXVIII)

 

Ik zou voor een trein kunnen springen.
Maar dat is rottig voor de machinist.
Laten we eerlijk zijn, organen horen aan de binnenkant.
(Tanneke Wigersma, Mijn laatste dag als genie, blz. 75)

 

Zelfmoord pleeg je uit een mengsel van masochisme en sadisme.
Als je zelfmoord verhult, verliest ze haar kracht.
Zelfmoord is een verwijt, ook al is dat verwijt onredelijk.
(J.J. Voskuil, Requiem voor een vrind, blz. 54)

 

Een zelfmoordneiging - of zelfmoord tout court -
is eigenlijk de woede die je jegens anderen voelt op jezelf botvieren.
Zal hiermee wel een open deur intrappen,
maar ook deze deuren moeten door ieder mens
op zijn/haar beurt worden ontdekt en ingetrapt.
(Kristien Hemmerechts, Een jaar als (g)een ander, blz. 16, 10-02-2001)

 

'Ik ga maar rustig voort met mijn werk.
Ik zou niet weten wat ik anders moest doen.
Ja, mezelf van kant maken, dat zou ik wel willen,
maar dat is niet loyaal & niet fatsoenlijk jegens hen die mij lief zijn.
Ik moet het leven maar blijven voorttorsen, zolang het Gode behaagt.'
(Gerard Reve, Brieven aan Josine M., blz. 273, 4 mei 191)

 

De mensen menen altijd dat een zelfmoordenaar voor zijn daad een reden heeft.
Maar iemand kan heel goed zelfmoord plegen om twee redenen.
(Albert Camus, Dagboek, blz. 139)

 

Tante zei over de dood van oom Kees:
'Het was een ongeluk.
Zelfmoord komt in onze familie niet voor.'
(Frida Vogels, Dagboek 1954-1957, blz. 8)

 

Zelfmoord is een daad van emancipatie,
zoals ook euthanasie zou moeten zijn:
maar hier staan dogma's in de weg
en zonderlinge bezwaren.
(Hugo Raes, Trapezewerk in het luchtledige, blz. 49)

 

'Jij pleegt later vast zelfmoord,' zei mijn moeder eens tegen mij, tamelijk onverwacht.
Dat vond ik geen aangename zin om te horen.
Temeer niet omdat ik vroeger nogal gehoorzaam was.
(L.H. Wiener, Eindelijk volstrekt alleen, blz. 114)

 

Je kunt zelfmoord plegen door in je bed te gaan liggen
en niet meer op te staan.
Hoeveel karakter is daarvoor nodig?
(Kristien Hemmerechts, De dood heeft mij een aanzoek gedaan, blz. 101)

 

'Ja,' zei ik, 'vertraging. Tegenwoordig heb je altijd vertraging'
'Weet je hoe dat komt?' vroeg hij.
'Nee,' zei ik.
'Omdat zoveel mensen zich voor de trein werpen,' zei hij.
'O,' zei ik.
'Ja,' zei hij, 'een Belgische vriend heeft me eens gezegd:
"Typisch Hollands om het voor de trein te doen, dan kost het niks'"
(Maarten 't Hart, De zaterdagvliegers, blz. 161)

 

Ook als ik van plan was zelfmoord te plegen,
zou ik, hoop ik,
een voortijdige aanvaller met niet minder enthousiasme zijn hoofd afslaan.
(J.J. Voskuil, Bijna een man. Dagboeken 1939-1955, 30-06-1950, blz. 205)

 

Als ik bedenk wat zelfmoord in de weg staat.
De practische bezwaren natuurlijk,
maar vooral het onvermogen om je minachting voor de anderen
zo dwingend te formuleren dat ze voor goed vernederd zijn.
Je leeft verder me de illusie dat die formule nog gevonden zal worden.
(J.J. Voskuil, Bijna een man. Dagboeken 1939-1955, 02-02-1955, blz. 610)

Zelfvertrouwen

Ineens weer een plakje zelfvertrouwen kwijtgeraakt,
afgesneden van de grote worst der overmoed.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 07-02-1969, blz. 23)

Zestiger jaren

Tussen psychedelische wandtekeningen en lachwekkende flower-power-flauwekul
delen we onze weerzin tegen de jaren zestig
en we proberen erachter te komen wat het precies is dat ons erin tegenstaat.
Wijzend op de manier waarop de scheuren in het behang
ludiek zijn omgetoverd tot wriemelige tekeningen van bloemenkransen,
dansende, halfnaakte mensen en kinderlijke slingers en slierten,
zeg ik tegen Ischa
dat voor mij daarin de essentie van de cultuur van de jaren zestig besloten ligt,
in het verhullen van een scheur met een bloem,
in het verbloemen van de waarheid.
(Connie Palmen, I.M., blz. 95)

Zeuren

Het probleem is: eigenlijk ben ik een zeur.
Het zit een beetje in de familie.
Wij geloven niet gauw dat er geen schaduwkanten zijn en verdomd,
met enige goeie wil zijn ze doorgaans te vinden ook!
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, 07-01-1987, blz. 16)

 

Dit gezeur vult de regels als de regen de letters en cijfers op het graf van J.C. Bloem.
(Hans Engberts, Winkeldagboek, 01-02-1993, blz. 106)

Zieken

De fantasie van de zieke tot bedaren brengen,
zodat hij tenminste niet langer, zoals tot dusver,
meer te lijden heeft van zijn gedachten over zijn ziekte dan van de ziekte zelf,
- dat is nog eens iets, zou ik zeggen!
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 48, De gedachten over de ziekte!)

 

Het invriezen van nu nog ongeneeslijke zieken
is niet zotter dan wat we met het nucleaire afval doen.
(Kadé Bruin, Gekken zijn er in alle staten, blz. 64)

Ziekenhuizen

'Opgenomen in het ziekenhuis'
wordt blijkbaar door veel mensen opgevat als: 'halfdood'.
Maar ziekenhuizen zijn niet voor zieken.
Ziekenhuizen zijn er voor dokters!
Dat kost circa twintig miljard per jaar,
maar in de moderne tijd komt de slager tenslotte ook niet meer aan de deur.
(J.H. Donner, Na mijn dood gescheven, blz. 33, Excuus, 21 juni 1983)

 

Eén ding is zeker: het ziekenhuis waar Michiel in ligt is wit.
Muren, lakens, borden, alles is er wit, net of het elke nacht heeft gesneeuwd.
Zelfs de zusters zijn wit. Stomvervelend, vindt Michiel.
Geen wonder dat iedereen hier ziek is.
Zelf heeft hij longontsteking, maar sinds de koorts gezakt is,
heeft hij meer last van het ziekenhuis dan van zijn ziekte.
(Midas Dekkers, Houden beren echt van honing?, blz. 7)

Ziekte

Onder ziekte is te verstaan:
een ontijdige nadering van ouderdom, lelijkheid en pessimistische oordelen:
welke dingen bij elkaar horen.
(Friedrich Nietzsche, Morgenrood, blz. 217, Ziekte)

 

Ik denk dat er geen premorbide karakterstructuur is die tot bepaalde ziekten disponeert
en ook denk ik niet dat je door ziekten erg verandert.
Je karakter komt misschien tot een versnelde ontwikkeling,
maar de essentie is dat wie gezond is niet ziek is maar wie ziek is is tevens ook gezond.
Tenzij je dementeert verdwijnt dat gezonde deel niet,
en zelfs dan gluurt het af en toe door de kieren.
(Renate Rubinstein, Nee heb je (budget-boek), blz. 64)

 

Gezonde mensen beschouwen een chronisch zieke als een melaatse.
Zij wantrouwen hem, er zit een luchtje aan.
(W.N.P. Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, 19-11-1914, blz. 169)

Een slechte gezondheid berooft een mens van zijn ziel.
Hij wordt een lichaam, bestaat alleen fysiek.
(W.N.P. Barbellion, Dagboek van een teleurgesteld man, 28-11-1914, blz. 173)

 

Ik leef nu op slappe tee en wat geroosterd brood,
en heb slappe benen en een geroosterd hoofd.
(Louis Paul Boon, Boontjes 1967, zaterdag17/2, blz., 57)

 

Nu hebben ze weer ontdekt
dat het veel gezonder is nu en dan ziek te zijn.
(Kadé Bruin, Gekken zijn er in alle staten, blz. 63)

 

De ziekte is een klooster dat zijn eigen regel heeft,
zijn eigen ascese, zijn stiltes en zijn inspiraties.
(Albert Camus, Dagboek, blz. 110)

 

Nooit geweten, maar er zijn maar liefst een miljoen Nederlandsers met een zeldzame ziekte.
Zeldzame ziektes zijn zelf helemaal niet zeldzaam.
Volgens de krant zijn er ongeveer zevenduizend,
dus is de kans om een zeldzame ziekte te krijgen eigenlijk heel erg groot.
(Hendrik Groen, Zolang er leven is, blz. 231)

 

Weer, als tijdens je kinderjaren, wekenlang ziek mogen zijn
in de broeierige warmte van je bed. Het is winter.
Een ragfijn gordijn van sneeuw aan de ramen.
En iemand die je kamer binnenkomt met een kom dampende chocolademelk.
(Leonard Nolens, Dagboek van en dichter, 11-01-1980, blz. 23)

Ziel

De man heeft twee zielen in één borst,
de vrouw twee borsten en géén ziel.
(Eric van der Steen , Alfabêtises , blz. 26)

 

'Voor woorden als ziel, waarheid, het wezen, goed en kwad, draai jij je hand niet om,'
had hij gezegd. en dat is waar.
Ik heb het over de ziel, de zonde, het goede en God alsof het niks is.
Nog steeds, ook al staan ze niet meer voor wat ze ooit voorstelden,
de ziel als een zeiltje, ergens in de buurt van het hart,
waar een vieze vlek op komt zodra je liegt,
bedriegt, vloekt, vit, steelt of er alleen over fantaseert dit alles te doen.
Het wordt weer schoon als je de zonden eerlijk opbiegt aan de pastoor,
want hij heeft iets wat jij niet hebt,
een rechtstreekse verbinding met de grote, grijze man in de hemel.
Mijn beeld van de ziel wijzigde zich enigszins, toen er een nieuw speelgoed op de markt kwam,
een schrijfbord met een schuifmechaniek.
Met een puntige pen zonder inkt schreef je iets op het plastic vlak
en als je dan aan de schuif trok werden de woorden uitgewist.
Zoiets was de ziel ook, dacht ik.
Als de pastoor erom vroeg trok God aan het schuifje van mijn ziel en wiste mijn woordelijke zonden
(17 x gelogen tegen nagenoeg iedereen, vit dagelijks op broers,
1x diefstal kauwgom bij de Spar, veins spijt na straf juffrouw) uit.
(Connie Palmen, De wetten, blz. 140/141)

 

..het samenspel van ionentransporten in cellen dat we gemakshalve ziel noemen.
(Maarten 't Hart, Laatste zomernacht, blz. 32)

 

De ziel van een volk wordt adequater in het warenhuis weerspiegeld dan in het museum,
als de ziel überhaupt al weerspiegeld wordt.
(Nico Scheepmaker, geciteerd door Tim Krabbé, Over alles, inleiding, blz. 11)

Zielig

Han zei de dingen die ik ook had kunnen zeggen, en:
'Ja,natuurlijk is hij zielig;
we zijn allemaal zielig;
het gaat er maar om wat je met die zieligheid doet.'
(Frida Vogels, Dagboek 1958-1959, 28-05-1958, blz. 117)

Zijn

'Interessante vraag,' zei ik.
'Iets is dát waarvoor het gebruikt wordt.
Daar hadden we het in de SP altijd over.
Dan brak Daan Monjé een sigaret doormidden en zei hij:
dit lijkt tabak, maar als je het in een matras stopt is het matrasvulling.'
(Koos van Zomeren, Een jaar in scherven, blz. 109, 28-04-1987)

Zingen

Op het Europese songfestival 1997 werd de op een na laatste plaats behaald door Mrs. Einstein,
die bestond uit vijf dames die huppelden bij het zingen.
Dat kost adem.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 76)

Zoenen

Ik weet niet wat het is met dat zoenen,
maar voor mij voelt het alsof het op iets anders moet uitlopen,
dat dat de eigenlijke bedoeling van het zoenen is,
maar het kan een kwartier duren en dan leidt het nog nergens toe
en daarom vind ik het zo verschrikkelijk saai.
Het is een soort eten, maar dan zonder dat je iets binnenkrijgt,
en waarom zou je zoiets stoms doen.
(Connie Palmen, De vriendschap, blz. 135)

Zomer

De zomer begint in Engeland niet op 21 juni, maar op twee dagen:
die van de opening van de zomertentoonstelling in The Royal Academy
en die van de Derby van Epsom.
(Kees Fens, Waarom ik niet tennis, blz. 97/98, Derby)

 

'Jongen! Jongen! Wat is zo'n zomer toch criant vervelend,'
- zuchtte één van de drie grote kachels,
die op een zolder in het oude huis,
in een donkere hoek bij elkaar stonden te kniezen, -
'weken lang heb ik geen levende ziel gezien
en geen verstandig woord gehoord.
En dan die leegte van binnen. 't Is afschuwelijk!'
(Frederik van Eeden, De kleine Johannes, blz. 33)

 

De zon scheen weer en ik heb in twee seconden drie vlooien gevangen op Jonkers schoften.
Het wordt weer zomer.
Vlooien maken zomer, niet zwaluwen.
(L.H. Wiener, Fallen leaves, 31-07-1970, blz. 82)

Zomertijd

Vannacht zet ik de klok van twee naar drie
Een uur verstrijkt in luttele seconden
Het is alsof we even niet bestonden
To be or not to be lijkt enkel ironie
(Tom Bezemer, Zomertijd,
Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie 1996, 30 maart)

Zon

De zon. In Italië een glimlachende god. In Florida een grijnzende idioot.
(Ethel Portnoy, Gemengde gevoelens, blz. 12)

 

Voor het tehuis zaten zeven bejaarden in een rolstoel van het zonnetje te genieten.
Boven de tachtig spreken de mensen niet langer van de zon
maar liefkozend van het zonnetje,
aangezien elke straal de laatste kan zijn.
(Kees van Kooten, Levensnevel, blz. 56)

Zondag

De zondag heerst in Oostburg als een plaag,
de straten zijn verlaten en de huizen lijken leeg.
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 198, In Oostburg, Uit: Het eeuwige leven)

 

Op zondag is de wijk nog meer uitgestorven dan door de week.
De verveling van de mannen is dan bij die van de vrouwen opgeteld.
(Wim Kayzer, Niet één aparte herinnering, in Goed gebundeld 1987, blz. 119)

 

De zondagen uit mijn jeugd zullen me altijd bijblijven als de mooiste uren uit mijn leven.
Vaak zat ik het dikke boek te lezen en onderhand speelde mijn moeder op de piano.
Wij hadden maar n keer vlees in de week en dat was op zondag.
(J.M.A. Biesheuvel, Storm op zee, blz. 7)

Vader zit vanmorgen in het zwart gekleed.
Geniet van tuin en vogels. In mus en gras
ziet hij het leven na het neemt en eet.
Mijn moeder zingt de maaltijd weer gereed.
(Marieke Jonkman, Zondag (fragm.), Dieptevrees, blz. 39)

 

De Zondag is een oud fatsoenlijk feest,
men komt in kerken of in kroegen samen,
loopt een eind om en weegt achter de ramen
de week, die komt; de week, die is geweest.

(Han G. Hoekstra, Hollandse zondag (fragm.), De Zandloper, blz. 18)

 

De volgende dag was een zondag en zondag is een dag om iets te doen,
want als je niets doet op een zondag is het een vreselijke dag.
Een lege dag zonder gebeurtenissen
die wordt afgesloten met voetbal op televisie.
(Gerbrand Bakker, Perenbomen bloeien wit, blz. 22)

 

Zondagochtend. Als er geen krant is, kan ik een uurtje langer blijven liggen.
(Koos van Zomeren, Het verlangen naar klapekster, 02-12-2012, blz. 79)

Zonde

Die oude calvinisten wisten het wel.
Je zegt van alles dat het zondig is,
dan is zelfs een spelletje dominoën nog fantastisch leuk.
Het leven krijgt kleur en diepgang door zo'n principe.
Je zit met rode oortjes te klaverjassen - omdat het niet mag.
(Maarten 't Hart, De huismeester, 157 blz.)

Zondeval

Geen wonder dat God Adam en Eva uit het paradijs gooide.
Na de appel konden ze beoordelen dat hij niet deugde.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 26)

Zondvloed

De brontosaurus, kreeg ik te horen,
was een dier dat was verdronken in de Zondvloed
omdat het te groot was voor Noach om aan boord van zijn ark te nemen.
(Bruce Chatwin, In Patagonië, blz. 5)

Zonsondergang

Gloeiend, gesmolten koper druipt
Rood langs de hemel, heet in de zee,

Dit is het uur dat mijn jeugd verbrandt.
Hoeveel beloften heb ik gehouden?
(P.N. van Eyck, Kentering (fragm.), Gedichten, blz. 30)

 

Er waren binnendrijvende wolkenvelden voorspeld en zo ging het ook:
lang voordat zij onderging was de zon verdwenen.
Zonsondergang verplaatst zich dan van je netvlies naar je gevoel.
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 127, uit: Het scheepsorkest)

 

Al voor het avondeten gaat de zon onder.
Zwellend als een waterdruppel aan een kraan komt ze boven de einder uit een wolk zakken.
Brandend oranje, totaal misvormd.
Als het geen optisch bedrog was zou dit een kosmische ramp zijn.
(Koos van Zomeren, De bewoonde wereld, blz. 220, uit: De lof der platheid)

 

Nergens zinkt de zon zo mooi als op zee.
Een ogenblik tevoren nog een vurige bal is zij plotseling veranderd in een roodgouden moskee
die een kort moment onwankelbaar op de einder staat,
om, ik weet niet wie, uit te nodigen er binnen te treden,
opdat hij getuige zij van de vele wonderen uit het oude Atlantis.
(Bertus Aafjes, ik ga naar amerika, blz. 36/37)

 

In een paroxysme van kleuren ging de hemel zich inmiddels te buiten aan een zonsondergang,
zoals die in Europa alleen door een krankzinnige belichtingstechnicus verzonnen kon worden,
waarop onmiddellijk ontslag zou volgen.
(Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel, blz. 185)

 

Het was warm aan de vijver en doodstil.
De zon, rood en afgemat van haar dagelijks werk,
scheen een ogenblik op de verre duinrand uit te rusten, vóór ze onderdook.
Bijna volkomen spiegelde het gladde water haar gloeiend aangezicht weer.
(Frederik van Eeden, De kleine Johannes, blz. 9)

Zorgen

Hoe meer zorgen ik aan de kant zet, hoe bezorgder men mij aankijkt.
(Bergman, De tijd te lijf, blz. 38)

Zuinigheid

'Van zuinigheid,' zei mijn vader minstens eenmaal per week,
'is nog nooit iemand arm geworden.'
'Wat je zegt,' zei mijn moeder dan,
'van geld dat je uitgeeft, heb je maar één keer plezier.'
(Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, blz. 32)

Zuurkool

'T was of een heel fijn, een heel prachtig ding

Rondom het eten over tafel hing;
En dankbaar was ik dan met heel mijn hart,

Dat we zoo prettig bij elkander zaten;
Behalve 's Maandags, als we zuurkool aten.
(J.A. Dèr Mouw, Gedicht (fragment), Bulkboek 114, bz. 23)


Zwanen

Zwanen zien er altijd zo nieuw uit
Zo zondags, zo pas in bad geweest.
Maar spelen of spetteren in het water,
Dat doen zij niet. Zwanen zijn niet vrolijk.
(Armand van Assche, Zwanen (fragm.), Het Dierbaarst, blz. 13)

 

Zwanen.
Je wilt op veren met ze mee
En je besluit ze brood te geven.

(Chr. J. van Geel, Enkele gedichten)

 

Er is een zwaan gestorven.
Zo wit, zo weerloos, net een sneeuwvlok.
Tot op het laatst heeft hij zijn kop op zijn rug gehouden.
Toen de vleugels opzij zakten is hij in het water gegleden.
Verdronken?
(Koos van Zomeren, Een vederlichte wanhoop, blz. 15)

 

Ik heb de zwanen vaak benijd.
Niet om hun dobbren op de vijver,
maar om de onvermoeide ijver
waarmee men ze gedichten wijdt.
(Theo van Baaren, Hoe-korter-hoe-liever, blz. 53)

 

Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
zòuden wij hen op het water ontwaren,
o, wij zouden van vreugde vervaren -
lachen en schreien misschien.

(Ida Gerhardt, De profundis (fragm.), Het sterreschip blz.9)

Zwart

Kun je van smetteloos zwart spreken?
(Adriaan Morriën, Ik heb nu weer de tijd, blz. 126)

Zweet

Wij ruiken zweet überhaupt niet.
Wat we onder onze oksels besnuffelen, is niet het zweet
maar het bacteriegespuis dat ervan leeft
en als stank voor dank onze oksels met hun ammonia volpiest.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 124)

 

Hij rolt zijn hemdsmouwen weer naar benedenm en wist het zweet van zijn voorhoofd
met de rug van zijn hand. Ik vraag mij af waar dat zweet dan blijft.
(Griet Op de Beeck, Kom hier dat ik u kus, blz. 210)

Zwembroeken

Waarom zo'n lapje stof met een koordje en een schepnet voor je geslacht
vijfenzestig gulden moest kosten, was hem een raadsel.
(Vonne van der Meer, Eilandgasten, blz. 100)

Zwemmen

'Van mij hoeft het niet, ik heb mijn vader ook nooit zien zwemmen.'
"In de bijbel wordt ook niet gezwommen," zegt hij dan.
"Ze doen er alles: vissen, over het water lopen, erin wegzinken, maar zwemmen niet."
(Rosita Steenbeek, De laatste vrouw, blz. 284)

Zwervers

Wij zwervers blijven buiten
De strijd om het gewin

(Freek de Jonge, Wilminks keus II, blz. 64)

Zwijgen

Veelal is niets zó veelzeggend als niets zeggen.
(Kadé Bruin, Uitsmijters van scharreleieren, blz. 7)

 

Zij zwegen. Doch geen welsprekender taal dan dit!
Cum tacent,clamant,
(Door te zwijgen roepen zij luide.) getuigde Cicero.
(Godfried Bomans, Werken 1, Memoires van Pieter Bas, deel twee, blz. 256)

 

Wij stonden samen lang en zonder spreken,
- want wisten wij niet ál elkanders woorden? -
wij stonden op de rotsen, en wij hoorden
diep in den nacht de lange golven breken.

(A. Roland Holst, III (fragm.), De belijdenis van de stilte, blz. 16)

Terug naar de eerste pagina /homepage
Citaten zoeken op trefwoord
Overzicht van trefwoorden
Citaten zoeken op auteur
Overzicht van auteurs
Overzicht van bibliografieën
Andere interessante internet-bladzijden


Vanaf 17-10-1998


©2024 Mats Beek, Veenendaal

Schrijf Webmaster